435
18 MAART 1971.
grond van een open kandidaatstellingsprocedure.
Daarmee zijn wij meteen gekomen op een ander punt dat de wet
houder heeft genoemd, de open kandidaatstellingsprocedure. Ook daar
over hebben wij lang gepraat in dit verband, waarbij wij tot de slotsom
zijn gekomen dat dit niet helemaal de wenselijke procedure is. Daarom
ben ik van mening dat wij de congruentie niet helemaal moeten door
trekken en dat wij om die reden de clausule van de herbenoembaarheid
wel moeten opnemen.
De heer AMERICA: Een persoonlijke opmerking, mijnheer de voor
zitter. Ik zou het bijzonder op prijs stellen wanneer wij het voorstel niet
zouden aannemen, om op die manier aan te geven dat wij blijven zoe
ken naar eventuele betere alternatieven dan die er nu liggen. Daarnaast
zou het college de bereidheid moeten uitspreken om, als de democrati-
seringscommissie tot die betere alternatieven komt, deze zaak opnieuw
ter discussie te stellen.
De VOORZITTER: Mag ik u voor de goede orde vragen, mijnheer
America, of u hiermee een voorstel E aan de voorraad toevoegt? Zo
begrijp ik het althans. U hebt straks uw voorkeur uitgesproken voor A.
Ik zou graag willen dat u mij daar duidelijkheid over verschaft, opdat
ik weet wat ik straks moet doen.
De heer AMERICA: De wethouder heeft gezegd dat wij twee din
gen kunnen doen: A aannemen of het voorstel niet aannemen, omdat
de inhoud daarvan in feite precies hetzelfde is. Alleen de psychologische
werking is anders. Als wij A aannemen heb ik de indruk dat wij dit voor
vier jaar aannemen en daar heb ik persoonlijk moeite mee. Ik zou wil
len dat wij, wanneer wij een beter voorstel vinden, opnieuw een voor
stel van het college mogen verwachten - al is het de volgende week -
waarin dat nieuwe alternatief wordt aangeboden, zodat ik opnieuw
kan kiezen.
De VOORZITTER: Dank u zeer voor uw toelichting, mijnheer
America.
De heer SPANJER: Ik was helemaal niet van plan om mij in de
discussie over dit voorstel te mengen, maar ik heb een aantal dingen
op mijn hart die ik toch wel even naar voren wil brengen. Ik ben vrij
onbevangen naar deze vergadering gekomen wat dit stuk betreft en ik
had het gevoel dat het voorstel B mij wel aantrok, op voorwaarde dat
de beperking van de herbenoembaarheid eruit zou worden gehaald. Ik
heb uit de discussie echter begrepen dat het voordragen in het geval
dat er geen tussentijdse aftredingen zijn geweest van twee nieuwe per
sonen niet betekent dat er twee extra mensen op de voordracht komen,
waardoor er een alternatief zou ontstaan, maar dat er in de voordracht
een of twee moeten afvallen. Als het zo wordt uitgelegd moet ik zeg
gen dat ik voor het, ook door mij geamendeerde, punt B niets meer
voel en dat ik voor A kies, omdat beperking naar mijn mening niet
verstandig zou zijn. Wanneer de wethouder ons voorrekent dat de natuur
lijke afvloeiing al vrij groot is en wanneer wij ons daarnaast bewust zijn
dat er aan het college voor de verlening van bijstand nogal wat wordt
overgedragen, namelijk bevoegdheden van burgemeester en wethouders
en dat het gaat om moeilijke kwesties als de praktische toepassing van
moeilijke wetsartikelen, betekent dit dat aah de mensen vrij hoge eisen