445
18 MAART 1971
iets over te zeggen, maar in antwoord op het betoog van de wethouder
en in aansluiting op hetgeen de heer Barij heeft gezegd over het maxi
mum van 250, -- moet ik toch opmerken dat handhaven van deze
grens tot gevolg heeft dat de regeling totaal ontkracht wordt. Iemand
die bereid is een woningwetwoning te ontruimen, zal in negen van de
tien gevallen een nieuwbouwwoning betrekken. Wanneer dat namelijk
niet het geval is zal degene die een goedkope woning verlaat te maken
krijgen met verhuizing naar een reeds bewoonde woning, die dan eerst
door de huidige bewoner moet worden ontruimd. Ik meen dat ik de
plank niet ver missla wanneer ik stel dat in Breda in de premiesector
- die komt immers het eerst in aanmerking - geen woningen worden
gebouwd die goedkoper zijn dan 250,-- per maand. Daarom wordt
de regeling ontkracht wanneer men vasthoudt aan deze grens van 250, -,
want men krijgt dan geen doorstroming, omdat als regel wordt doorge
stroomd naar nieuwe woningen.
Anders komt er namelijk een tweede huurder aan te pas en krijgt men
een driehoeksruil.
De heer VAN BANNING: Ik heb een punt dat in de toekomst wel
licht zou kunnen worden overwogen. Het college stelt namelijk dat de
praktijk heeft geleerd dat het nogal eens voorkomt dat bij het verlaten
van een particuliere woning de eigenaar ermee doet wat hij wil, dat
hij de zaak traineert en de woning niet, zoals kennelijk is overeengeko
men, ter beschikking stelt van de gemeente om er opnieuw een gezin
in te huisvesten. Waar dit blijkbaar nogal eens voorkomt kan het wel
licht belangrijk zijn de mogelijkheid te scheppen dat men van de ver
huurder een premie krijgt. Men zal misschien zeggen dat dit nu juist
niet de bedoeling is, maar waar het om gaat is dat er woningen vrij
komen voor mensen die ze hard nodig hebben.
Wethouder VAN DUN: Ik merk dat er ook in tweede instantie
een aantal vragen is die in hun ondertoon naar een wijziging van de
ze regeling willen. Ik wil alleen wijzen op de consequenties. De heer
Barij vindt die consequenties niet zo relevant, maar wij lopen de kans
dat het rijk dan geen subsidie meer zal verlenen in de premie van de
doorstromingsregeling. Als de raad het er voor over heeft dat er meer
geld op tafel komt om kracht achter de doorstromingsregeling te zet
ten, dan zou ik u willen voorstellen dat wij beginnen met de regeling
zoals die thans voor ons ligt en dat wij, wanneer blijkt dat men inder
daad een verruiming van de regeling wenst - ook al kost dat geld -,
heel gauw bij de raad terugkomen om die optimale regeling te vinden
die het grootste effect sorteert. Dat zou ik in het algemeen willen toe
zeggen.
Een dergelijk punt is de suggestie van de heer Van Banning om
de verhuurder een premie te geven. Dat is dus juist het omgekeerde
van deze doorstromingsregeling. Het antwoord aan de heer Van Ban
ning is natuurlijk wat formeel en duidelijk, daar voorziet deze rege
ling niet in, maar ik wil zijn opmerking graag meenemen, evenals
de opmerking van de heer Barij. Blijkt dan dat deze regeling geen
duidelijke resultaten afwerpt, dan kunnen wij overwegen een aanslag
te doen op de toch al beperkte geldmiddelen en terugkomen met een
ruimere regeling waarin dit eventueel zou kunnen worden opgenomen.
De heer Van Duijl ziet de zaak mijns inziens iets te pessimistisch,
zij het ook weer niet zo pessimistisch. Hij zegt namelijk dat doorstro
men in de regel betekent dat men verhuist naar een nieuwe woning.