18 MAART 1971.
446
Dat "in de regel" wil ik een klein beetje ontkrachten, omdat ik niet
bang ben als er bij een doorstroming drie of vier fasen moeten worden
doorlopen. Juist de doorstroming op grond van deze regeling zien wij
binnen het bestaande woningcontingent van de gemeente en de drie
woningbouwverenigingen. Dan verhuist men niet altijd naar bestaande
woningen, maar gaat het om de mutaties die binnen het bestand van
deze vier groeperingen plaatsvinden. Ik geloof dat dat een belangrij
ke zaak is. Uiteindelijk zal er echter, dat geef ik de heer Van Duijl
toe, aan het einde van de rit een woning moeten vrijkomen. Dat zal
een nieuwe woning kunnen zijn en daar hebben wij ook - daarmee ben
ik weer terug bij de heer Van Banning - de medewerking van de parti
culiere woningeigenaren voor nodig, waarmee wij zoals bekend een
gesprek gaan voeren, maar hier moeten wij opereren op basis van
goodwill. Wanneer de heer Van Duijl zou zeggen dat doorstromen al
tijd plaatsvindt naar nieuwe woningen, die altijd meer kosten dan
250, -- en dat daardoor de regeling dus wordt ontkracht, zou ik het
niet met hem eens zijn - hij zegt het echter niet zo strikt - omdat
naar mijn smaak het effect van de doorstroming ligt in de mutaties
binnen het bestaande woningbestand.
De heer VAN DUIJL: Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
Wethouder VAN DUN: Nee, een voorbeeld kan ik op dit moment
echt niet geven, daar mag de heer Van Duijl mij niet toe verplichten,
maar misschien moet ik bij de raad terugkomen met de mededeling
dat het niet lukt en dan maak ik graag gebruik van de verruimingen
waartoe de kans wordt geboden.
De heer Barij zegt dat mijn interpretatie van artikel 5 betekent
dat artikel 2 lid ld moet worden gewijzigd, waarin in feite tweemaal
sprake is van de huurprijs. Ik weet uit ervaring - mijn voorganger op
deze plaats heeft dat ook al eens gezegd - dat het gevaarlijk is met
de heer Barij over dit soort dingen te praten. Misschien kunnen wij el
kaar echter vinden wanneer ik zeg dat wij volgens deze interpretatie
van artikel 5 komen tot een aangenomen huurprijs, die eigenlijk geen
huurprijs is. Als zodanig meen ik dat de relatie met artikel 2 lid ld
wel kan worden gelegd.
Verder zegt de heer Barij dat het hem eigenlijk niet zoveel kan
schelen of het wat geld kost en dat wij de doorstromingsregeling niet
moeten hanteren als bijdrage in de verhuiskosten. Dat doe ik ook niet,
ik heb alleen gezegd dat de rijksoverheid die zo hanteert in de bestaan
de regelingen. Wij hanteren de regeling in Breda echter als een storting
fonds perdu om de huisvesting te bevorderen. Zo wil ik het met de
heer Barij zien. Als wij van de gelegenheid gebruik mogen maken om
bij de raad terug te komen met een voorstel om zonodig ongesubsidieerd
boven de 250, -- uit te gaan, zullen wij dat zeker graag doen.
De heer Spanjer komt terecht terug op een door mij niet beant
woorde vraag. Er staat in het hele voorstel niets over het verhuizen van
flats naar eengezinswoningen. Dat is inderdaad waar, daarin voorziet
de rijksregeling ook niet naar ik meen, maar als de heer Spanjer zegt
dat het wel zo is wil ik dat onmiddellijk van hem aannemen en dan
een aanvulling op dit voorstel geven. Mij is niet gebleken dat het van
toepassing is, maar mocht het anders blijken te zijn dan zal ik graag
een correctie aanbrengen.
De heer Van Os stelt een heel moeilijke vraag, namelijk hoeveel
potentiele doorstromingskandidaten er zijn in Breda. Ik kan dat echt