454 25 MAART 1971 verwacht het beslist geen kortsluitingen met de bestaande cultuur gemeenschap? Nu wij toch via de afvaardiging aan de persoonssamenstelling van de culturele raad bezig zijn moet ik zeggen dat deze volgens ons niet pluriform is, dus niet harmonisch is samengesteld. Artikel 1 van het reglement van de culturele raad is hier niet gerealiseerd. Daarin wordt namelijk gewezen op de vereiste goede representatie van de burgerij. Wij zijn hierover in belangrijke mate ongerust, omdat wij verwachten dat de bestaande groeperingen in de Bredase cultuursector niet aan hun trekken zullen komen, terwijl deze groe pen gewoon, zoals reeds jaren gebeurt, op ons, de gemeentelijke overheid, rekenen. Wij menen dat men terecht op ons rekent. Onder de cultuurbeoefenaars oude-stijl is er, gehoord de uitla tingen, wel twijfel omtrent het nut van deze culturele raad. Wan neer de representatie niet goed is onze fractie tilt daar zwaar aan --, sterker nog, wanneer de juiste representatie van de cultu rele raad een onduidelijke zaak blijft, hebben wij daar zeer grote moeite mee. Wij vrezen dan ook dat de culturele activiteit in onze stad een eenzijdige aangelegenheid gaat worden, hetwelk op vele fronten vele teleurstellingen tot gevolg zal hebben. De ongebonden heid van de voorgestelde personen kan ik, door het reeds genoemde gebrek aan antecendenten, niet voldoende beoordelen, maar dat er geen ongebondenheid is in een bepaalde richting van de cultuur, zeker voor een groot deel van de groep, geloven wij niet helemaal. Wij twijfelen hier sterk aan. Het volgende punt is van doorslaggevende aard geweest voor het niet verlenen van onze steun aan dit voorstel. Men heeft zich als werkgroep niet aan de opdracht gehouden. Volgens de commissie van Dun moest die zijn: de behartiging van de cultuur in enge zin, die momenteel een actieve adviserende begeleiding vereist. Verder was de taakstelling het een spoedige aanvang maken met deze werk zaamheden. Dat hebben wij aanvaard, en niets anders. Volgens onze fractie ging men te ver buiten de inhoud van de taakstelling. Gezien de geplande taken noem ik deze culturele raad een buiten parlementair aanhangsel bij de sector openbare werken en de sector maatschappelijk werk. Als werkgroep is men dan duidelijk buiten de gegeven opdracht. Dit is een ongewild experiment op een wat zweve rig fundament. Bestuurlijk wordt dit een gevaarlijke onderneming, ge zien het feit dat de culturele raad in oprichting direct zoveel mogelijk facetten van het welzijn van de bevolking in behandeling wil nemen. Wat zegt het college in totaliteit van de voorgestelde welzijns- raadwerkzaamheden op dit moment? Wat mij betreft behoeft de wet houder van culturele zaken niet per se alleen namens het college te antwoorden. Ook een andere portefeuille mag die taak op zich ne men. Tenslotte het formele punt dat de voorzitter in zijn inleiding reeds noemde. Wij delen de mening van het college, artikel 3c van het reglement van de culturele raad buitenspel te zetten, niet. De voordracht van twee personen moet er zijn. Dat is niet een over bodige formaliteit, het is een normaal hanteren van het reglement, zoals wij als raad mogen verwachten. Komen er dan helemaal geen plaatsvervangers meer? Bij de behandeling van de zittingsduur van de leden van het college voor de verlening van bijstand, de vorige week donderdag, waren wij het eens over de stelling dat de kandidaatstel ling een belangrijke zaak is. Nu onthoudt u ons echter de keuze-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 454