457
25 MAART 1971
Onze fractie hoopt dat de nieuwe culturele raad snel en met
voortvarendheid aan zijn belangrijke werk zal kunnen beginnen
en gaat akkoord met het voorliggende voorstel.
De heer VON SCHMID: Ook onze fractie is verheugd nu de moei
zame voorgeschiedenis is afgesloten met een afgerond voorstel inzake
een culturele raad. Er zijn echter vragen te stellen en kanttekeningen
te maken naar aanleiding van dit voorstel.
Wij hadden mogen verwachten dat de antecedenten en alles dat
te pas komt voor dit soort gelegenheden bij de namen der kandidaten
verstrekt zouden worden. Wij konden daarvoor gelukkig terecht in het
Stadsblad van vorige week, waarin zulks keurig vermeld was. Mis
schien kan de wethouder in dat blad voortaan kwijt wat hij in de
raad niet aan voorlichting wil geven.
Als wij het begeleidend stuk bekijken ontdekken wij heel wat
zwakke kanten, om het maar eens zachtjes te zeggen. In het stuk
wordt namelijk helemaal geen uiteenzetting gegeven van de opvat
ting van het college met betrekking tot de uitleg van het reglement,
of over de taak van de culturele raad. Er zijn allerlei interessante
bijlagen bij, die een zeer verhelderend inzicht geven in hoe men
zich dit allemaal voorstelt, maar dat zijn uiteindelijk de meningen
van mensen buiten dit college. Ik zie daarvan in het voorstel zelf
weinig terug. Dit kan natuurlijk betekenen dat het college de me
ningen, die in die bijlage vervat zijn, onderschrijft -- wie zwijgt
stemt toe --t maar het college kan ook een geheel andere opvat
ting hebben en daarover zwijgen, om welke redenen dan ook. Als
dit laatste het geval zou zijn zou dat mijns inziens verkeerd zijn.
Ik vind dat wij er recht op hebben te weten hoe het college zelf
over deze kanten van de zaak denkt. Daar komt nog bij dat wij
als raad niet weten wat wij eigenlijk goedkeuren. Keuren wij het
voorstel sec goed of doen wij dat met de bijlagen en alle inter
pretaties?
Ik meen dat wrijfpunten mogelijk zijn. In artikel 12 staat bijv.
dat verdere regelingen betreffende de werkwijze van de raad, de
secties e. d. door de culturele raad kunnen worden vastgesteld. Deze
mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van het reglement en
dienen aan burgemeester en wethouders te worden medegedeeld. De
interpretatie van wat het reglement en wat de taakstelling van de
culturele raad is speelt hier een belangrijke rol. Ik zeg dit met
nadruk omdat de werkgroep hierover zeer uitgebreide gedachten
heeft verkondigd. Het is best mogelijk dat de interpretatie anders
zal zijn dan cue van het college. Ik verwijs in dit verband naar de
duidelijk geformuleerde ideeën van de heer William Rodenburg en
naar de ideeën van de heer M. van Opdorp c.s. De heer Kramer
heeft al gememoreerd dat enkele leden van de werkgroep zijn uit
getreden, omdat zij toen al van opvatting verschilden over de inter
pretatie van wat de culturele raad zou moeten zijn.
Ik ben bovendien van mening dat die culturele werkgroep en de
culturele raad zelf recht hebben op duidelijkheid van het college
hieromtrent. Als wij dit zonder nadere toelichting aannemen be
staat gevaar voor frustraties. Men zou kunnen uitgaan van het idee
dat college en raad de opvatting van de werkgroep goedkeuren. Het
is mogelijk dat wij dat doen, maar ook zou in de toekomst bij de
nadere uitwerking kunnen blijken dat zulks helemaal niet het geval
is. Ik ben er wel van overtuigd dat lang niet iedereen, als wij