462
25 MAART 1971
Deze wethouder beheert de portefeuilles van cultuur en van jeugd
en sport. Ik heb te maken met een jeugdadviesraad en van die zijde,
alsmede van de zijde van het maatschappelijk werk en van de zijde
van het onderwijs, komen vragen als: waarom gaat dat welzijn alleen
naar die culturele raad? Ik moet zeggen dat het college daar nog niet
uit is. Het beraadt zich daar nog op en in samenspraak met de cul
turele raad en andere adviesraden zal het zich daarover verder bera
den. Ook in de raad zal daarover worden gediscussieerd.
De heer Kramer heeft zijn bezorgdheid geuit. Hij mist nadere mede
delingen over wat is voorgevallen. Ik meen al gesteld te hebben dat
deze werkgroep gewerkt heeft in openheid, ook wat de procedure be
treft.
De heer Kramer heeft gevraagd waarom er personen weggegaan zijn
en of college en raad het zomaar goed vinden dat er in het openbaar
kandidaten naar voren worden gebracht. Ik heb zoëven al gezegd dat
hier een nieuwe procedure is toegepast, waar men kritisch tegenover
moet staan en waarachter men vraagtekens mag zetten. Dit is een
poging geweest en de poging heeft geresulteerd in een eenstemmig
voorstel. Dat is de kracht van het voorstel.
Ik heb de heer Kramer al uitgenodigd wat nadere opmerkingen over
de pluriformiteit te maken, opdat wij die opmerkingen zouden kunnen
terugspelen op de culturele raad.
De plaatsvervangers, waarover ook opmerkingen zijn gemaakt, zul
len conform artikel 3c uit het reglement aan de raad worden voor
gesteld.
Er zijn vragen gesteld over de component van deze culturele raad,
de cultuurdienst. Op dit moment is dit niet aan de orde, maar ik wil
wel zeggen dat wij ons in het college aan het beraden zijn over de
juiste vormgeving. Binnen niet al te lange tijd kan de raad voorstel
len daaromtrent tegemoetzien.
De heer KRAMER: Waar is het college, na al de vragen die in de
raad gesteld zijn, dan wel uit? Ik geloof niet dat men maar steeds
kan blijven zeggen-, wij studeren er op, neemt u dat nu maar aan.
Dat lijkt mij irreëel, op die manier wordt het onmogelijk een con
structieve bijdrage te leveren. De wethouder sprak over een kritische
begeleiding in de openheid. Wil dat zeggen dat men maar kan door
gaan; dat mensen in die openheid helemaal gevierendeeld kunnen
worden? De wethouder heeft niet willen vertellen wat er gebeurd
is.
Ik heb mijn vragen op een rijtje gezet en wil die nog even de
revue laten passeren. Men zal dan kunnen constateren hoe weinig
er uit de bus is gekomen. Een vraag over het ontslag en de achter
gronden wordt afgedaan met het nieuwe, namelijk de kritische open
heid. Dat heeft nogal wat pennen in beweging gebracht.
De vraag over het in het openbaar bespreken van de kandidaat
krijgt een soortgelijk en naar mijn mening niet goed antwoord. Als
ik voorts vraag om de antecedenten zegt de wethouder dat hij daar
mee wat heeft zitten spelen. Ik weet niet wat de wethouder daar
onder verstaat. In ieder geval is dat terugspelen ter verduidelijking
niet juist, ik heb namelijk om antecedenten gevraagd, om daarna
te kunnen oordelen.
De heer von Schmid heeft ook iets gevraagd over artikel 61, maar
daarover hebben wij niets gehoord, evenmin als over de afvaardiging
van belangengroepen. Voorts kan ik vaststellen dat wij op zijn zachtst