467 25 MAART 1971 De VOORZITTER: Ik voel mij aan de raad verplicht even te wijzen op enkele formele zaken, dit aan het adres van de heren Kramer en Kroon. Ik heb kunnen constateren dat de meerderheid van de raad een beslissing over dit voorstel wenst te nemen. Artikel 3c spreekt over een voordracht voor de benoeming van leden van de culturele zaak. De heren Kroon en Kramer vergissen zich als zij de voordracht van twee kandidaten in verband brengen met het instituut van plaatsvervangers. Dat is namelijk een ander gegeven. De voordracht moet bestaan uit twee personen. Men zou ook kun nen bepalen dat de plaatsvervangers gekozen moeten worden uit een voordracht van twee personen. Ik ga er nu van uit -- ik meen dat de meerderheid van de raad daartoe bereid is -- dat de behandeling van dit voorstel kan worden voortgezet en dat er een beslissing ge nomen kan worden. Wethouder MANS: De heer von Schmid heeft op enigszins ver wijtende toon gezegd dat hij ondanks het antwoord van de wet houder akkoora gaat met dit voorstel. Hij noemde het standpunt dat ik innam wat formeel. Natuurlijk is dat formeel, aan de orde is de samenstelling van de culturele raad. Het is niet alleen for meel daarom, fundamenteel zijn wij ervan uitgegaan dat over de taakstelling in samenspraak met die culturele raad een duidelijke opvatting moet komen. Ik zou eigen opvattingen en afspraken met de raad doorkruisen als ik op dit moment zou stellen dat het college die taakstelling al weet. Dat zou geen duidelijke vorm van inspraak zijn. De heer VON SCHMID: Ik heb niet gevraagd of het college iets weet, maar hoe u erover denkt. Wethouder MANS: Dat begrijp ik. Het zou echter wat arrogant zijn als ik alleen daarover zou praten. Daaraan koppelde de heer von Schmid de vraag waarom al die informatie gegeven is. De heer Sandberg stelde vorige week dat wij, iedere keer als wij met een voorstel komen, informatie geven die de raad van te voren gehad had willen hebben. De heer SANDBERG: Dat ging over een andere lijdensweg! Wethouder MANS: Het was in ieder geval een weg! Nu krijgt men echter vooraf informatie. De heer VON SCHMID: Dan mag men er toch ook over praten? Wethouder MANS: Natuurlijk mag dat. U weet toch waarom ik er niet over praat en dat kunt u onderschrijven. De heer Sandberg heeft gevraagd naar de financiën. Wij zijn aan de vergoedingen bezig. Die vergoeding kan niet alleen voor deze culturele raad geregeld worden, er zijn meer raden en or ganen die werken voor de gemeente. Wij zijn bezig met het zoeken naar een uniforme regeling voor het vergoeden van de werkzaam heden die verricht worden binnen de context van dergelijke raden en organen. Zodra wij daarmee klaar zijn komt er een uniform voorstel inzake vergoedingen voor dit soort werkzaamheden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 467