468
25 MAART 1971
De heer Kramer heeft gesproken over vierendelen, hij heeft ge
zegd dat hij in verwachting van iets is en ik ben bang dat hij en ik
elkaar moeilijk zullen kunnen vinden. Hij heeft gevraagd naar achter
gronden van ontslag, naar wat er allemaal gebeurd is, wat het col
lege denkt van het in het openbaar bespreken van kandidaten, naar
die commissie ex artikel 61, naar de afvaardiging uit belangengroepen
en dergelijke. In de samenspraak met de raad is duidelijk tot uiting
gekomen hoe mijn visie en de visie van enkele leden van deze raad
is. Ik vermoed wat de heer Kramer met "vierendelen" bedoelt. Een
aantal mensen heeft ontslag genomen om andere redenen dan de
werkzaamheden van de werkgroep "culturele raad". Men is ook wel
weggegaan omdat men van oordeel was dat de werkzaamheden van de
werkgroep niet in overeenstemming waren met de opvatting die men
had van de werkzaamheden van zo'n groep. Deze mensen hebben
gezegd: wij kunnen dit niet. Zij hadden geen bezwaren tegen de
werkzaamheden, maar zij konden het niet aan.
Over de afvaardiging van belangengroepen en het streven naar
representativiteit moet ik er de heer Kramer op wijzen dat er ge
sproken wordt over "streven naar representativiteit". Als deze groep
niet representatief is - ik ben mij ervan bewust dat zulks zeer ge
makkelijk aantoonbaar is -- vraag ik de heer Kramer door te geven
wat er niet representatief is en wat er gemist wordt. Die informatie
kan dan worden doorgespeeld naar de culturele raad opdat de represen
tativiteit verbeterd kan worden.
Over de plaatsverT,angers wil ik de heer Kramer zeggen dat het
advies v?n de werkgroep hier voor ons ligt. Dit advies is door de
werkgroep uitgebracht aan het college van burgemeester en wethouders.
Op grond van een aantal argumenten dat ik in eerste instantie ver
meld heb heeft het college gemeend het advies integraal '2 moeten
overnemen. Daarom zijn die plaatsvervangers niet genoemd.
De VOORZITTER: Ik wil graag mijn excuus aanbieden tegenover
de heren Kroon en Kramer, want ik heb eer fout gemaakt. Bij het
wijzigen van het reglement is duidelijk gedoeld op het instituut der
plaatsvervangers, tegelijk te benoemen bij de voordracht van leden
van de raad. Ik hoop dat de heren mijn excuus willen aanvaarden.
Het blijft een feit dat de raad bereid is het voorstel in deze zin
te aanvaarden en daarbij af te wijken van het bepaalde in het nieuwe
artikel 3c.
De heer KROON: Dat was juist mijn bedoeling.
De VOORZITTER: U had gelijk.
Ik constateer dat de raad tot behandeling wil overgaan. De heer
Kroon en de heer Kramer willen stemming?
De heer KROON: Het reglement van orde schrijft voor dat ten
minste drie mensen stemming moeten vragen. Als stemming niet
mogelijk is wenst mijn fractie geacht te worden te hebben tegen
gestemd.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten, onder aanteke
ning dat de heren Kroon en Kramer geacht willen worden te heb
ben tegengestemd.