479 25 MAART 1971 De heer VAN OVERVELDT: In alinea 3 lees ik: "ingevolge het bepaalde in artikel 45 van de kleuteronderwijswet worden de ver goedingen per lokaal en per kleuter jaarlijks bij beschikking van de minister van onderwijs en wetenschappen vastgesteld en vóór 1 februari van het desbetreffende dienstjaar in de Nederlandse Staats courant openbaar gemaakt". Ik constateer verder dat over de jaren 1970 en 1971 deze publi caties nog niet hebben plaatsgehad, zodat nu de voorlopige ver goeding wordt vastgesteld op basis van 1969. Ik betreur dit en zou het college willen vragen of het hem bekend is dat de minister bijzondere redenen heeft voor het niet bekend zijn van deze gegevens. Zou het college eventueel bereid zijn bij de minister aan te dringen op een spoedige vaststelling van deze bedragen,, opdat alle partijen weten waar zij aan toe zijn? Wethouder BROEDERS: De minister heeft hierover in de kamer al een aantal vragen te beantwoorden gekregen. Gebleken is dat de minister van oordeel is dat hij telkenmale nadere gegevens nodig heeft om tot een juiste vaststelling van deze vergoeding te kunnen komen. De genoemde termijn van orde heeft geen gevolgen, het zijn geen fataaltermijnen. In de vereniging van Nederlandse Gemeenten is deze zaak voorts ook aan de orde geweest en van die zijde is al verschil lende keren aangedrongen op net tijdig vaststellen van de vergoedingen. Als de minister daar niet op ingaat kunnen wij er verder weinig aan doen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. 11. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VER LENEN VAN EEN VOORSCHOT OP DE VERGOEDING EX ARTIKEL 186 VAN HET BESLUIT BUITENGEWOON ONDFRWIJS 1967 VOOR HET JAAR 1971 AAN DE BESTUREN VAN DE BIJZONDERE SCHOLEN VOOR BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS. 12. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VER LENEN VAN EEN VOORSCHOT OP DE VERGOEDING EX ARTIKEL 101 DER LAGER-ONDERWIJSWET 1920 AAN DE BESTUREN VAN DE BIJ ZONDERE SCHOLEN VOOR G.L. O. OVER HET JAAR 1971. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS BETREFFENDE HET COMITÉ GROTE TORENFEESTEN BREDA. De heer QUADEKKER: Door het lange uitblijven van dit stuk en de cijfers vreesden wij het ergste voor de resultaten. Dat er, ondanks het noodweer van die dagen, dit resultaat bereikt is doet onze fractie deugd. Wij willen het comité danken voor het werk dat hel voor en tijdens de herdenkingsfeesten heeft verricht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 479