25 MAART 1971
486
Dit is niets meer en niets minder dan het voorstel aan de raad
voor een voorbereidingskrediet voor het opknappen van een gemeente-
pand, om het gereed te maken voor een toekomstig gebruik. In ant
woord op de vraag van de heer Kramer kan ik zeggen dat De Witte
Wijngaard eigendom is van de gemeente Breda. Dat brengt met zich
mee dat het achterstallig onderhoud ook voor rekening komt van de
gemeente Breda. Een stuk van dit voorbereidingskrediet heeft daarmee
te maken. Een ander stuk zal te maken hebben met het voor het ge
bruik door De Trapkes gereedmaken van dit pand.
De heer Sandberg stelt dat het zou kunnen zijn dat een stuk van
dit voorbereidingskrediet onterecht gevoteerd wordt, omdat het best
mogelijk is dat De Trapkes er niet in komt. Ik geloof dat men dit
niet zo zwaar moet nemen. Het vorige college heeft de principebeslis
sing genomen onder bepaalde voorwaarden die men in overleg met
het bestuur en de directie van De Trapkes zal moeten gaan formu
leren bereid te zijn de raad te zijner tijd voor te stellen dit pand
aan De Trapkes te verhuren. Op dit moment wordt daarover - zeker
niet beslist. Het is oirbaar als de gemeente met in haar bezit zijn
de panden een politiek voert die leidt naar het rendabel maken van
dat gemeentelijk bezit en voorziet in een behoefte voor een gestelde
prioriteit. Het oude college heeft dat gedaan en het nieuwe heeft die
weg verder bewandelt en gesprekken daarover gevoerd. Vandaag wordt
beslist over het voorbereimngskrediet en naar mijn idee is de hele
filosofie rond De Trapkes op dit moment niet aan de orde.
De heer Kramer heeft nog gevraagd van wie het pand De Trapkes
is. Het is geen gemeentepand, maar als ik mij niet vergis eigendom
van de brouwerij De Drie Hoefijzers. Als men praat over een opbrengst
van 10.000,-- bij het verlaten van het pand duidt dat niet op de
verkoop ervan, maar heeft dat te maken met goodwill en eventuele
inventaris.
Het lawaai ligt op mijn terrein. Ik weet dat er met betrekking tot
het toekomstige Delendende perceel van De Witte Wijngaard wat moei
lijkheden zijn. Openbare werken heeft daarnaar een deskundig onder
zoek ingesteld, dat nog niet in het college aan de orde is geweest.
Het lawaai heeft in ieaer geval de aandacht van het college.
De VOORZITTER: Speciaal aan het adres van degenen die uitge
breid op dit onderwerp zijn ingegaan wil ik zeggen dat in dit sta
dium het ingaan op al de vragen rond deze zaak niet aan de orde
is. Ik geef toe dat het voorstel een aanleiding is tot het stellen van
vragen in een andere richting, maar het gaat uitgesproken over een
voorbereidingskrediet. In eerste instantie moet dit de reactie van het
college zijn.
De heer SANDBERG: Wethouder van Dun heeft ons een nieuwe for
mele procedure geschilderd. Al§ een voorstel inzake zo'n krediet in
de commissie voor openbare werken behandeld gaat worden, wordt
het tegelijk ter kennis van de andere afdelingen, die inhoudelijk met
de materie te maken hebben, gebracht. Ik moet aantekenen dat ik
het met deze formele procedure gewoon niet eens ben. Het is juister
met name bij zo'n voorbereidingskrediet eerst te beslissen wat met
zo'n pand gedaan gaat worden.
De wethouder stelt dat net onderhavige voorbereidingskrediet het
gevolg is van een principiële beslissing die het college reeds heeft
genomen. Mijns inziens moet de procedure inhouden dat die princi-