502 25 MAART 1971 Op het moment zitten wij vast aan voorschriften en wetten en wij hebben geen mogelijkheid om deze persoon die bouwvergunning te verlenen. Ik wil vragen de heer van Well mededeling te doen van die plannen en de mogelijkheid dat wij ons binnen afzienbare tijd anders zullen opstellen. Ik geloof dat hij daar recht op heeft. Boven dien zou hij, als dit op korte termijn zou gebeuren, daarvan gebruik kunnen maken, De heer FROGER: In eerste instantie zou ik het volgende willen zeggen. De heer van Well schrijft: "De heer van Dun stelde mij voor het bezwaarschrift tegen de weigering van de vergunning door burgemeester en wethouders in te trekken, omdat het voor mij toch geen verschil zou maken of de gemeenteraad voor of tegen de ver gunning van de bouwaanvrage zou besluiten. Indien de raad voor ae vergunning zou stemmen zou volgens de heer van Dun de bur gemeester in beroep gaan bij de Kroon, die dit besluit dan zou ver nietigen". Ik zou de voorzitter willen vragen of hij voornemens is dit te doen, als de raad aldus mocht besluiten. De VOORZITTER: Ik zal die vraag straks beantwoorden, afhanke lijk van de beslissing die de raad gaat nemen. De heer FROGER: Ik zou het graag in eerste instantie van u horen. De VOORZITTER: Ik kom daar straks misschien op terug. De heer VAN MERK OM: In de afdeling openbare werken was men unaniem van mening dat er behoefte bestaat in dit geval een bouw vergunning te verlenen, hoewel zulks formeel wellicht niet mogelijk zou zijn. Daarom is in de afdeling het besluit hieromtrent aan de raad overgelaten. Er is in weigeringsbrief en voorstel een aantal punten naar voren gekomen dat tot nadenken stemt. In de eerste plaats is de aanvraag afgewezen omdat het object formeel niet in het bestemmingsplan landelijk gebied zou liggen. In de tweede plaats zou de aanvraag niet voldoen aan estetische eisen die te stellen zijn aan een lan delijke bebouwing of iets dergelijks. De heer van Well heeft in september of oktober 1969 bij open bare werken gevraagd wat er gedaan zou mogen worden als hij het huis op dat desbetreffende stukje grond zou verbouwen, c. q. aan passen. Er zijn toen bepaalde voorwaarden gesteld. Op 6 oktober 1969 heeft hij, met die voorwaarde in het hoofd, dat perceel gekocht. iind 1969 heeft hij een eerste plan ingediend dat niet voldeed aan de eisen die gesteld waren. Hij heeft daarover met de afdeling openbare werken uitgebreid gesproken en in maart 1970 zijn, voor zover ik weet, opnieuw voorwaarden gesteld Op 15 mei 1970 werd een her zien plan ingediend. Op 28 mei 1970 is dat plan door de welstandscommissie afgewe zen, waarna er in begin juni overleg met de provinciale planolo gische dienst plaatsvond over een aantal punten dat naar voren kwam. Op 1 augustus 1970 zou de procedure ex artikel 20 niet meer van kracht zijn. Toch heeft de heer van Well op 21 augustus een nieuw plan ingediend, dat formeel op 21 oktober in behandeling is genomen. Op 3 november werd besloten te weigeren, waarvan de heer van Well op 4 november in kennis werd gesteld. Op 1 januari 1971 heeft hij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 502