503 25 MAART 1971 daartegen beroep aangetekend, welk beroep op 11 maart in de afdeling openbare werken behandeld is. De afdeling had, op zijn zachtst gezegd, enige moeite met dit stuk. Moeilijk was voorts dat de afdeling nog niet over het stuk beschikte, omdat dit nog niet binnen was. In de leeskamer had men er kennis van kunnen nemen, maar het lag 's avonds pas in de bus. Dit was het chronologische overzicht, dat ik uit de officiële stukken heb trachten op te maken. In de afdeling openbare wer ken heb ik al gezegd dat er een manco is. Tot 1 augustus heeft de mogelijkheid bestaan via een procedure volgens artikel 20, als men daaraan althans zou kunnen voldoen en als men daartoe be reid was, te bouwen. Die mogelijkheid is al vaak gebruikt. Na 1 augustus was dat niet meer mogelijk. In het stuk wordt echter gesteld dat die mogelijkheid in de nabije toekomst wel weer in gesteld zal worden. Daarom wil ik vragen hoe deze leemte is ont staan en hoe wij die kunnen overbruggen. Op grond hiervan is in de afdeling openbare werken afgesproken dat er met de heer van Well zou worden gepraat. De wethouder stelt nu dat de raad twee mogelijkheden heeft; akkoord gaan met het voorstel van burgemeester en wethouders, zodat de heer van Well niet zal kunnen bouwen; of niet met dat voorstel akkoord gaan, waarna de heer van Well ook niet zal kunnen bouwen. Wij vinden het bijzonder jammer dat dit stuk in de openbare raadsvergadering besproken wordt, want wij hebben er weinig be hoefte aan. Dit soort problemen kan beter van te voren worden opgelost, op deze manier wordt het vinden van een oplossing steeds moeilijker. Hierover zou ik nog wel even met de wethouder willen discussiëren. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Tijdens de vergadering van de af deling openbare werken hadden wij allemaal gevoelens van wrevel. Die gevoelens bestaan onverminderd, ondanks het antwoord van de wethouder. Ik vind de situatie moeilijk te beoordelen. Naar het oordeel van de heer van Well zijn er allerlei toezeggingen gedaan door openbare werken. Zulks is door ons op geen enkele manier te controleren, daar kunnen wij geen touw aan vast knopen. De heer FROGER: Ik wel, hoor! Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik zeg dit niet ten goede of ten kwade van wie dan ook, ik zeg alleen maar dat dit voor mij niet te controleren is en dat daarom de situatie zo moeilijk is. Het eerste dat men na het lezen van het stuk zegt is: die man moet die bouwvergunning krijgen. Dat is echter feitelijk nergens op ge baseerd. Het oordeel van het college is dan ook dat deze persoon die vergunning niet moet krijgen. Naar ons gevoel is de gang van zaken echter onaangenaam. Ik wil verder alleen maar zeggen dat wij eigenlijk niets liever zouden willen dan de heer van Well die bouwvergunning wel te geven. De heer KROON: Ik kan dat gevoel van onbehagen van mevrouw van Nes volkomen begrijpen, want ik zit er ook mee. Ik zit met een ontzettend moeilijk probleem. Als wij tegen dit voorstel stem men en tegen de heer van Well zeggen dat hij wel mag bouwen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 503