25 MAART 1971
514
De heer ROOZEBOOM: In aansluiting op hetgeen de heer
Geene namens 17 leden van de fractie heeft gezegd wil ik nog
even nader ingaan op enkele bestuurlijke aspecten van deze zaak.
Als u wilt dat wij kwantificeren kan ik dan ook zeggen dat dit
bij benadering door 17 leden zal worden gesteund. Mocht dit niet
het geval zijn dan zal dit in het verdere verloop van de discussie
wel blijken.
Wanneer men in een zaak als deze spreekt over bestuurlijke
structuren, loopt men betrekkelijk vlug de kans na enkele minuten
te worden geihterrumpeerd met de opmerking dat dit dorre gepraat
niet aangaat, omdat het over mensen gaat. Ik wil daarom vooraf
zeggen dat wij, wanneer wij het hebben over bestuurlijke structuren,
heel duidelijk spreken over mensen en het welzijn van de mensen,
omdat de bestuurlijke structuren waaraan men onderhevig is van
wezenlijk belang is voor en van invloed is op het welzijn van de
bevolking. Aan het spreken over bestuurlijke structuren is boven
dien de moeilijkheid verbonden dat dit een bij uitstek kwalitatief
gegeven is, dat bijzonder moeilijk exact te behandelen en te be
naderen is; het is geen optelsom. Een verder nadeel is dat in een
discussie over dergelijke zaken vaak subjectieve premissen een rol
spelen, maar nochtans is het een belangrijke zaak en menen wij
er meer over te moeten zeggen.
Ik zou het als volgt willen benaderen. Wanneer een gemeen
tebestuur een afzonderlijke beslissing neemt, komt het vaak voor
dat er geen problemen ontstaan bij de andere gemeenten, alleen al
omdat ae gemeenten bijvoorbeeld ver uit elkaar liggen, of omdat
die beslissingen weinig of geen invloed hebben op de andere ge
meenten. Naarmate echter de respectievelijke beslissingen op vele
gebieden van een afzonderlijke institutie, i. c. hier de gemeenten,
van invloed zijn op het welzijn in de andere gemeenschap of het
beleid in een andere gemeente doorkruisen, rijst de vraag hoe te
komen tot een goede coördinatie en samenhang van het beleid.
Het stellen van de vraag is gemakkelijker dan het beantwoorden
ervan, maar ik meen dat het voor een ieder duidelijk zal zijn
dat er tussen de gemeenten waarover wij hier spreken sprake is
van een grote samenhang in bestuursproblemen, zoals met name
ook duidelijk staat in de nota die door de gemeente Prinsenbeek
is aangeboden.
Het is gevaarlijk in dergelijke zaken met voorbeelden te
werken, want er zijn er natuurlijk veel te veel. Ik wil er echter
toch een noemen dat naar ik meen van bijzonder belang is in dit
geval, namelijk de bebouwing van de Haagse Beemden. Daarbij
laat ik de complicaties van het eventueel bouwen op grond van
een andere gemeente even buiten beschouwing, omdat dit mij
althans op het eerste gezicht minder actueel voorkomt door
het recente aanbod van Prinsenbeek. Het voorbeeld van bestuurlijke
samenhang dat ik wil noemen betreft het voornemen in de Haagse
Beemden een kwalitatief hoogstaande en gedifferentieerde bouw
te verwezenlijken en de invloed die de randgemeenten daarop
naar mijn gevoel kunnen hebben. Daartoe wil ik graag enkele
passages citeren uit de nota die de gemeente Prinsenbeek de vo
rige week aan Gedeputeerde Staten heeft gezonden. Op pagina 6
daarvan lezen wij: "Breda heeft alle troeven in handen voor de
realisering van een gedifferentieerde en hoog gekwalificeerde
woningbouw in de Haagse Beemden. Op diezelfde pagina 6 staat