515 25 MAART 1971 echter ook -- zij het iets anders, maar als ik erover moet gaan uitweiden waarom ik dat citaat niet volledig geef ben ik nog tien minuten langer aan het woord, hoewel ik het wel kan toelichten "De zuigkracht van de randgemeenten zal blijven bestaan vanwege de behoefte aan hoger gekwalificeerde woonbebouwing, waarvoor tot nu toe in niet stedelijke randgemeenten meer mogelijkheden bestaan.In verschillende stukken, ook van andere randgemeen ten komt deze zinsnede in iets andere bewoordingen vaker voor. Enerzijds wordt dus gesteld dat Breda alle troeven in handen heeft voor een gedifferentieerde bebouwing van de Haagse Beemden, maar tegelijkertijd wordt gesteld dat de randgemeenten betere troeven hebben, waarbij ik met name denk aan Teteringen en Terheijden. Wanneer er nu geen dwingende maatregelen worden genomen -- of die maatregelen bestaan in herindeling of iets anders laat ik nu maar buiten beschouwing -- zullen wij moeten berusten in een bebouwing van de Haagse Beemden met woningwetwoningen en goedkopere premiebouw, want die geprojecteerde hoger gekwalifi ceerde woningbouw zal dan mijns inziens een luchtkasteel blijken te zijn. Er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden te noemen en onge twijfeld zullen de randgemeenten waarover wij hier spreken voor beelden kunnen aandragen die een precies tegengestelde belangen- verhouding weerspiegelen. In de eerder genoemde nota van de ge meente Prinsenbeek staat overigens ook dat de functionele verbon denheid tussen deze gemeente en de centrumgemeente groot is. Welke zijn nu de mogelijkheden om dat verband, die be stuurlijke samenhang tot zijn recht te laten komen? In allerlei discussies zijn, terecht of niet terecht, drie middelen aangegeven om die bestuurlijke samenhang vorm te geven. Op de vraag of zij relevant zijn zal ik straks nog ingaan. De eerste mogelijkheid be staat in het sluiten van overeenkomsten over bepaalde onderwerpen tussen de betrokken gemeenten. Een tweede mogelijkheid die vaak genoemd wordt is de vorming van een gewestraad. De derde moge lijkheid is de herindeling zoals die thans aan de orde is, d. w.z. het besturen van het gebied vanuit één beleidsvisie, c. q. het onder brengen van de delen in een totaal samenwerkingsverband. Wanneer ik deze drie mogelijkheden de revu laat passeren zou ik er het volgende over willen zeggen, zij het niet met de pretentie daaraan een sluitende conclusie te kunnen verbinden, want daarvoor is deze materie te moeilijk. De als eerste genoemde bila terale overeenkomst kan in veel situaties een oplossing bieden. Men moet echter erkennen dat, wanneer de onderlinge samenhangen te veelvuldig of te intensief worden, deze bilaterale overeenkomst be zwaren heeft, die enerzijds bestaan in een bijzondere gecompliceerd heid van het bestuur, anderzijds bezwaren in die zin dat het altijd afhankelijk is van de bereidheid van de autonome gemeenten of tot een beslissing kan worden gekomen. Ik moet daarbij wel op merken dat vanuit diverse randgemeenten voor de toepassing van deze methode positieve intenties getoond zijn, zoals o. m. zater dag jl. nog is gebleken in Teteringen en zoals verder blijkt uit de raadsstukken van Prinsenbeek. Toch is deze bilaterale overeen komst een recept met beperkingen en dat alleen geschikt is voor bepaalde kwalen en problemen. Een ander bezwaar van deze me thode is mijns inziens nog dat in het onderhavige gebied erkend wordt dat er beleidssamenhangen zijn. Dat betekent dat bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 515