519 25 MAART 1971 tiatieven worden genomen om met medewerking van de daartoe uit te nodigen gemeentebesturen en andere instanties een basis - en structuurplan op te stellen. Een motie van deze strekking dien ik bij dezen in. De VOORZITTER: Ik verzoek u mij de motie te doen over handigen. De heer SPANJER: Ik heb weinig aanleiding om diep op de voorgeschiedenis in te gaan. Ik wil er echter wel aan herinneren dat Breda reeds jaren met ruimtenood kampt. Dat was ook de aan leiding om te pogen via een gebiedsruil de beschikking te verkrij gen over de Haagse Beemden. Dat destijds de weg van de gebiedsruil werd gekozen, vond zijn oorzaak in het feit dat men meende op de ze wijze snel over de Haagse Beemden te kunnen beschikken. De overeenkomst tussen Prinsenbeek en Breda haalde echter niet de goedkeuring van het hogere gezag, dat het via een ruil aan Breda toevallende gebied te gering van omvang achtte om de ruimtelijke nood van Breda te lenigen. Tevens werd meegedeeld dat een verder strekkend voorstel in voorbereiding was, waarna een periode van afwachten intrad. In de vergadering van 17 juli 1969 stemde de raad in met het voorstel aan H. M. de Koningin inzake het herindelingsplan Breda-Noord. In die vergadering werd, omdat de ruimtenood nog groter was dan uit de cijfers bleek, verzocht het herindelingsplan op zo kort mogelijke termijn aanhangig te maken. Intussen is de situatie voor Breda in genen dele verbeterd, wat op zichzelf al een voldoende reden is om deze herindeling, waarover wij vanavond ons gevoelen dienen uit te spreken, niet af te wijzen. Naast de voortgaande bevolkingsgroei en het verschijnsel van gezinsverdunning moet ook rekening worden gehouden met het overkomen van nieuwe bewoners uit de Randstad, zeker als het in dustrieproject Moerdijk verder van de grond komt. Dit alles vereist een uitgroei van het Bredase stadslichaam met een stedelijke vorm van uitbreiding. Niet voor niets is in de tweede nota Ruimtelijke Ordening aan Breda een centrumfunctie toegedacht. Niettegenstaande dit alles moeten wij ons verdiepen in de verschillende bezwaren die tegen dit plan zijn aangedragen. Door sommigen wordt aantasting van het bestaande leefklimaat gevreesd. In eerste instantie vindt die aantasting niet plaats door indeling bij Breda, doch door de groei van de bevolking. Bovendien is dit leef klimaat bepaald niet alleen positief te waarderen. Het heeft onge twijfeld ook positieve kanten, doch niet alleen. Voor de bevolking heeft indeling bij een groter geheel ook vele voordelen. Ik betreur het dan ook dat herindeling vaak zo negatief beoordeeld wordt. Liever zou ik zien dat men de herindeling aanvaardde als een uit daging om de eigen waarden in een groter geheel onder te brengen. Bij velen heb ik de mening beluisterd dat er nog een andere oplossing is om aan de ruimtenood van Breda - die m. i. ook in de randgemeenten erkend wordt - tegemoet te komen. Breda zou dan eenvoudig toegestaan worden te bouwen op het grondgebied van an dere gemeenten, waarbij een aantal zaken dan via een zogenaamde gemeenschappelijke regeling zou kunnen worden opgelost. Bij de term "gemeenschappelijke regeling" moet ik onwillekeurig altijd denken aan de eerste waarmee ik als raadslid werd geconfronteerd, namelijk die voor de rijwielpaden in West-Brabant. Zaken die een uitsluitend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 519