521 25 MAART 1971 Resumerend zou ik willen stellen dat een groter Breda niet alleen gewenst, maar ook noodzakelijk zal blijken te zijn en dat vele van de dikwijls zeer emotionele protesten, met welke achter grond dan ook, slechts een gevecht met de tijd zullen zijn. Mevrouw JSGER-MIDDELBEEK: Allereerst wil ik opmerken dat ik zal spreken namens de meerderheid van onze fractie, waar bij mijn betoog te splitsen is in een zakelijk deel en een onzakelijk deel ten aanzien van het voor ons liggende plan. Het zal u mis schien niet verwonderen dat het onzakelijke deel eigenlijk geheel voor mijn rekening komt, hoewel de meeste leden van de fractie bepaald toch wel iets voelen voor mijn opvatting. Om dan met het onzakelijke, zo u wilt sentimentele deel te beginnen, wil ik stellen dat ik mij bijzonder ongerust maak over de gang van zaken met betrekking tot de al zo vaak genoemde leefbaarheid in ons kleine land met zijn 13 miljoen inwoners, waar bij de stad Breda in de niet eens zo verre toekomst wordt genoemd als een van de elf bevolkingsconcentraties in ons land, met dan een kwart tot een half miljoen inwoners. Ik heb grote angst voor al die toekomstige mammoetsteden, waar de mens als een volkomen onbelangrijke, eenzame en wat robotachtige figuur zal moeten proberen te leven temidden van hoge flatgebouwen en kantoren, met de stank van dan zéér druk auto verkeer, met verkeerswegen die blijkbaar altijd moeten worden aan gelegd door vriendelijke, aardige gebieden met groen, bloemen en bomen, om maar niet te spreken van de afbraak van vaak schilder achtige boerderijen of huizen, die dan net in de weg staan omdat er grote verkeersaders moeten komen. Ik denk daarbij aan de plan nen die indertijd naar voren werden gebracht om de Burgst, een alleraardigst en fraai huis, met zijn omgeving op te offeren aan het verkeer. Gelukkig is men daar toen van teruggekomen, nadat er van alle kanten tegen werd geprotesteerd. Ik realiseer mij dat het in het door Gedeputeerde Staten voorgestelde plan te annexeren gebied, t. w. Teteringen, Terheijden en Prinsenbeek, zal kunnen profiteren van de voorzieningen van een grotere stad, omdat die voorzieningen nu eenmaal gemakkelijker op te brengen zijn. Naar mijn mening kan hiervoor echter in onder ling overleg zeer wel een oplossing worden gevonden zonder dat deze gemeenten worden geannexeerd. Op de woningbouw kom ik straks nog even terug. Wat de industriegronden betreft waarover Breda nog maar in beperkte mate beschikt vraag ik mij af of het nu werkelijk zo nood zakelijk is industrieën aan te trekken, terwijl wij bij de bestaande industrieën nu al de buitenlandse werknemers bij duizenden moeten aantrekken, met alle problemen van dien; problemen die boven dien steeds groter en onoplosbaarder worden. Zouden de mensen in Nederland niet meer behoefte hebben aan aardige, vriendelijke en zelfstandige gemeenten, die vaak een heel eigen sfeer hebben, waar het goed toeven is en die, tot mijn grote verdriet, zo nodig in grote getale geannexeerd moeten worden en daardoor beroofd van hun eigen identiteit? Ik vraag mij werke lijk af of wij in Nederland niet helemaal op de verkeerde weg zijn. Welvaart is een goed ding, maar je hebt er zo weinig aan, geloof ik, als het welzijn door allerlei maatregelen volkomen gaat ont breken en zoals het er nu iiitziet zouden wij daar vrijwillig aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 521