25 MAART 1971
526
richten en uit te bouwen samenwerkingsverband van Breda met de
P. T. T.-gemeenten. Wat zal dat ieder veel werk bezorgen, wat
een papier en, gezien de ervaringen uit het verleden, wellicht
gans vruchteloos.
Via eliminatie van alternatieven -- het is al door vorige
sprekers duidelijk gezegd -- ben ik persoonlijk toch wel voorstander
van de voorgenomen gemeentelijke herindeling. Wij allen hier in
deze zaal, ook de leden van de liberale fractie, hebben veel tijd
aan deze belangrijke zaak besteed. De V. V. D.-fractie heeft dus
niet besloten met een eensluidend standpunt te komen, ieder stelt
zich naar persoonlijk inzicht op. Het moet mij echter wel van het
hart dat het college het ons bij het bepalen van onze standpunten
nu niet bepaald gemakkelijk heeft gemaakt. Er zijn, ook vandaag
weer, tal van gezichtspunten naar voren gebracht door diverse raads
leden die wellicht door het college in het preadvies nader hadden kun
nen worden uitgewerkt. Ik vraag mij af of u niet teveel hebt ge
zworen bij Den Bosch. Of is de structuur van de hoofdplaats van de
provincie zozeer de eigen signatuur dragend dat afstand nemen moei
lijk valt? Als college hebt u wel de argumenten van Gedeputeerde
Staten herhaald, maar ons toch niet in voldoende mate een eigen
argumentatie verschaft. Het was immers mogelijk geweest de Bre
dase burger voor te rekenen wat hij aan voorzieningen geboden krijgt
en wat hij daarvoor in de stad betalen moet. Het was toch mogelijk
dat uit te splitsen in sociale zorg, uitgaven voor culturele evene
menten, ruimtebiedende gelegenheden, volksgezondheid, dierenasiel,
scholenopzet, enz? U had dat de Bredase burger kunnen voorrekenen
en daarna voor welke bedragen de burgers van de omliggende ge
meenten in dit hele voorzieningenpakket participeren via hun res
pectievelijke gemeentebesturen. Ik meen dat dit voor de Bredase
burger wel een grotere last zou betekenen.
Ook zou men kunnen vragen of er een overwegend verschil is
in levensopvattingen, of er overwegende verschillen bestaan in politieke
gezindheid of godsdienst tussen de bevolking van de randgemeenten
en die van Breda. Dan zouden dat namelijk heel duidelijke indices
zijn tegen de samenvoeging. Ik heb de reputatie van die academische
vragen eigenlijk echter enigermate gemist. Ondanks die gemiste kan
sen ben ik voor uw preadvies, zoals gezegd, met twee clausuleringen.
Ten eerste dat -- u hebt het zelf in uw openingswoord al gezegd --
u de bezwaren te bevoegder plaatse uiteenzet en dan vooral ook
de bezwaren tegen de halfslachtigheid van de voorgestelde grens
herziening, waarop in deze raad al direct bij het bekend worden
van de eerste plannen is geattendeerd. Ik sprak toen van het ruime
jasje en de knellende broek van groot-Breda. Mijn tweede clausu
lering is dat serieus door het college zal worden bestudeerd de
mogelijkheid van territoriale decentralisatie -- het is door een
vorige spreker ook reeds genoemd --, hoewel die in feite vrijwel
nergens in een ruime opzet toepassing vindt, maar die volgens ar
tikel 61 lid b van de gemeentewet wel degelijk na te streven is,
mits zo'n commissie dan vergaande bevoegdheden en redelijke fi
nanciële middelen ter beschikking krijgt.
Op één zeer praktische grond zie ik de gebiedsuitbreiding
van Breda somber in. Het zou voor de daarna optredende leden
van de gemeenteraad en ook voor uw college een nog zwaarder
taak worden elkaar te bespelen en voor de leden van de gemeente
raad om burgemeester en wethouders en de ambtelijke diensten te