527 25 MAART 1971 begeleiden en te controleren. Als ik mij bedenk -- wij hebben dat in de fractie uitgebreid gedaan, zoals ook uit de woorden van me vrouw jager bleek -- hoe het college een uiterst aanvechtbaar -- er staat een ander woord, maar dat zal ik niet oplezen en op geen enkele manier aangepast plan Haagse Beemden in eerste aanleg neeft laten passeren, dat slechts moeizaam en met behulp van veel inspanning is terechtgekomen waar het thuishoorde, namelijk in de prullenbak, zie ik daar een uiterst groot gevaar. In de spreuken van Salomo lees ik: In de menigte des volks is des konings heerlijk heid.Als dat uw argument was geweest, als daarom de vergroting van het gebied van Breda en zijn inwonertal na zou streven, zoudt u mij tegerover u vinden. U hebt echter betere gronden dan eigen importantie, u staat het belang van de streek in wijde omtrek op langere termijn voor ogen en aie visie kan ik steunen. De heer KROON-.Na het zeer uitvoerige betoog van de heer van der Werff, dat ik overigens met zeer veel belangstelling heb gevolgd -- ik kreeg de indruk dat hij nu als politicus aan het woord was maar dat het hem toch een beetje speet dat Hij geen college meer kan geven en dat hij het daarom nu maar hier doet --, wil ik graag de visie van onze fractie op dit preadvies naar voren bren gen. Sedert de raad in zijn vorige samenstelling zijn gevoelen kenbaar maakte met betrekking tot het voornemen van Gedeputeerde Staten over te gaan tot grenswijziging in Breda-Noord, is er in feite niets veranderd. Ik zou dus kort kunnen zijn en u mee kunnen delen dat onze fractie zich ook nu aansluit bij het toen door de raad in overgrote meerderheid ingenomen standpunt, dat op 17 oktober 1968 als volgt werd geformuleerd: "De gemeenteraad besluit Gedeputeerde Staten mee te aelen dat hij kan instemmen met het informele grens wijzigingsplan. De motieven daarvoor waren de functie die de stad vooral ook regionaal zou dienen te vervullen, de ruimtelijke nood en de wenselijkheid om tot grotere bestuurlijke eenheden te komen. Het college zou, mede op aandringen van de raad, vooroverleg plegen met de bij de annexatie betrokken gemeenten, teneinde nader te bepalen welke de betekenis en de inhoud zijn van het thans be staande intergemeentelijke overleg. Toch meen ik, het komt mij zeer gewenst zo niet noodzake lijk voor, enkele feiten te moeten releveren en zo nodig te beklem tonen om ons standpunt op dit moment nader te adstrueren. In de eerste plaats is de ruimtelijke nood waarin Breda ver keert, waardoor het ons bemoeilijkt wordt behoorlijk te leven, werken en wonen, de laatste jaren in versneld tempo toegenomen. Bij de be grotingsbehandelingen in 1968, 1969 en 1970 is hierop door alle frac ties zeer nadrukkelijk gewezen. Met cijfers heeft ook onze fractie aangetoond dat in het begin der zeventiger jaren bouwrijpe grond een schaars artikel zou worden. In de brief van 28 juli 1969, waar in het besluit van de raad om in te stemmen met het verzoek aan de Kroon tot grenswijziging aan Gedeputeerde Staten werd meege deeld, werden de woningbouwcijfers nog eens uitdrukkelijk van com mentaar voorzien. Daaruit werd duidelijk dat de noodzaak om met spoed tot nieuwe mogelijkheden te komen onaanvechtbaar was. Ver zocht werd dan ook de toen ingezette procedure zoveel mogelijk te bespoedigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 527