25 MAART 1971 528 Inmiddels werd naarstig gezocht naar wegen en oplossingen om uit deze impasse te geraken. Zowel bilateraal als multilateraal werd door uw college druk geconfereerd, teneinde mogelijkheden te vinden die in de directe nood van Breda aan bouwgrond zouden kun nen voorzien en om voor de verdere toekomst een klimaat te schep pen waardoor in goede harmonie aan de regio zou kunnen worden gewerkt, in welke regio Breda zowel in de tweede nota Ruimtelijke Ordening als in het streekplan voor West-Brabant is toegedacht. Dat het bilaterale overleg zich toespitste op Prinsenbeek ligt voor de hand. De voorgenomen gebiedsruil van de Haagse Beemden, overeengekomen in 1964, was voor Gedeputeerde Staten in feite aan leiding om in 1969 met een voorstel tot gemeentelijke herindeling van het gebied rondom Breda te komen. Bovendien beschikte Breda op 1 januari 1967 reeds over ruim 350 ha verspreid liggende per celen in de Haagse Beemden, die verworven waren op grond van de tussen beide gemeenten gemaakte afspraak. Hierin werd door Breda ruim 7 miljoen geihvesteerd, een bedrag dat nu nog aanzienlijk hoger ligt. In gezamenlijk overleg werden ontwerp-bestemmings- plannen gemaakt voor de Haagse Beemden, teneinde te trachten tot woningbouw te komen. Deze plannen dienden echter door de raad van de gemeente Prinsenbeek te worden vastgesteld, daar de bouw op haar grondgebied moest plaatsvinden. Het leek allemaal heel mooi, doch op 27 juni 1967 besloot de raad van Prinsenbeek, in tegenstelling tot de gemaakte afspraak, slechts tot vaststelling van de plannen Haagse Beemden-Oost I en II, het gedeelte bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, terwijl voor net overige gedeelte, in hoofdzaak woongebied, werd besloten de ontwerp-plannen niet vast te stellen. Na enige wijziging -- ik houd het nu maar kort -- werd toch besloten over te gaan tot bebouwing van de Haagse Beem den op grondgebied van de gemeente Prinsenbeek, waarvoor gedrags regels werden opgesteld teneinde de moeilijke procedurekwestie nader te regelen. Ik wil met nadruk constateren dat zowel bij de vaststel ling van deze gedragsregels als bij de uitvoering moeilijkheden wer den geconstrueerd, waardoor de procedure alsmaar werd vertraagd. Bij de laatste algemene beschouwingen in februari heb ik dunkt mij duidelijk gesteld dat het bouwen op het grondgebied van een andere gemeente ernstig moet worden ontraden. Ik heb de raad toen ge waarschuwd voor de consequenties die daaraan vastzitten en voor de verantwoordelijkheid die hij heeft ten aanzien van het nemen van besluiten als waarvoor wij ook nu staan, althans waarover wij ons gevoelen kenbaar moeten maken. Dan dient zich echter een nieuw gezichtspunt aan en wel de bereidheid van Prinsenbeek te berusten in een overgang van het gebied van de Haagse Beemden-Oost naar de gemeente Breda. Welke waarde moet er op dit moment aan dit voorstel in dit stadium van de procedure worden toegekend? Ik geef toe dat, indien dit gebied op zeer korte termijn kan worden toegevoegd aan de gemeente Breda, de woningbouw in de nabije toekomst veilig zou kunnen worden ge steld. De vraag blijft echter bestaan welke de reactie zou zijn van Gedeputeerde Staten, het ministerie van Binnenlandse Zaken, de Tweede Kamer, enz. op een dergelijk aanbod, dat in feite deel uitmaakt van de overeenkomst van 1964 die, zoals hierboven gesteld, in feite aanleiding was tot het voorstel tot grenscorrectie van nu. Het aanbod is mogelijk overweging waard, maar is naar onze mening beslist geen alternatief plan zoals bedoeld in de boodschap van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 528