25 MAART 1971 530 De heer VON SCHMID: Thans ligt, zoals langzamerhand wel duidelijk is, het voorstel tot herindeling van Breda-Noord voor ons. Wij zouden het ook kunnen omschrijven als een voorstel tot annexatie, wat misschien iets duidelijker is. U zult zich herinneren dat ik mij hierover bij vorige gelegenheden reeds heb uitgesproken en dat ik mij wat dat betreft dus helemaal beweeg in de lijn van mijn vorige opstelling wanneer ik mij nu opnieuw tegenover dit voorstel zou opstellen. Ik ben alleen maar blij dat ik inmiddels op dit punt in de raad een ander klimaat aantref dan ongeveer twee jaar geleden. Desondanks zijn wij als "dubbelfractie" in het overleg niet zonder meer uitgegaan van een eenmaal ingenomen standpunt. Wij hebben ons er terdege over beraden en de discussie zelfs zo gevoerd dat wij steeds argumenten pro hebben aangedragen om die discussie in eigen kring zo scherp mogelijk te doen zijn. Zoals reeds door meerdere sprekers is gesteld zijn hierbij twee problemen aan de orde, namelijk de woningnood in Breda en het bestuurlijke aspect. Ten aanzien van het eerste probleem zijn wij het er allemaal over eens, zowel de voor- en tegenstanders van de huidige plannen als de P. T. T.-gemeenten, dat Breda bouw grond nodig heeft. De vraag is altijd geweest, niet alleen vanavond maar ook al eerder, of voor de oplossing van deze nood annexatie noodzakelijk is. Er zijn er altijd geweest die zeggen dat het niet hoeft, terwijl anderen van mening waren dat dit wel het geval is, zoals ook tot uitdrukking komt in het voorstel van Gedeputeerde Staten en in de opstelling van het college van burgemeester en wethouders van Breda. Nu geloof ik dat dit probleem, althans in deze scherpe vorm dat annexatie noodzakelijk is voor de oplossing van de woningnood, niet meer in discussie behoeft te zijn sinds Prinsenbeek het mijns inziens royale aanbod heeft gedaan de Haagse Beemden aan Breda over te dragen zonder daar verder iets voor te rug te vragen. Wanneer dit plan zou worden overgenomen -- en ik veronderstel dat een procedure in die richting niet zoveel tijd behoeft te kosten, althans niet meer dan deze, ornaat dat niet aangevochten behoeft te worden terwijl dit wel aangevochten wordt -- zou dit aanbod ook gerealiseerd kunnen worden, in die zin dat er een wets ontwerp in die richting te verwachten zou zijn. Gelukkig zijn hier ook vertegenwoordigers van de andere plaatsen aanwezig, maar ik maak mij sterk dat. wij een zelfde soort aanbod zouden kunnen krij gen, dus grondafstand zonder daarvoor iets in ruil te krijgen, van bijvoorbeeld Teteringen, dat op 1 april vergadert en dat waarschijn lijk ook wel een geste kan doen om de zaak voor Breda aangenamer te maken. Voor de oplossing van de woningnood is, na alles wat zich heeft voorgedaan, na dat aanbod en na de contacten die wij hebben gehad met gemeenteraadsleden uit de P. T. T.-gemeenten, naar mijn overtuiging geen grenscorrectie meer nodig. De noodzaak daarvan is naar onze mening althans niet aantoonbaar aanwezig. Dan kom ik nu aan de bestuurlijke aspecten. Ik ben het vol komen eens met die sprekers die zeggen dat deze ook zeer ernstig moeten worden genomen. Daar komt nog bij dat ik in de tijd dat ik nog als eenling in de raad zat gepleit heb voor sterke randge meenten. Uit discussies in andere kringen, die ook in deze raad vertegenwoordigd-zijn, blijkt ook wel dat die gedachte van sterke randgemeenten nog steeds leeft, in die zin dat deze gemeenten zelf zouden gaan bouwen en daardoor sterke randgemeenten van Breda worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 530