25 MAART 1971
532
fing van gemeenten. Dat is echter iets heel anders als wat wij
nu beleven, waarbij het juist andersom is.
De heer VAN DER WERFF: Mag ik u even interrumperen?
De heer VON SCHMID: Vooruit dan maar!
De heer VAN DER WERFF: De minister heeft uitdrukkelijk
geschreven, ik meen in september 1970, dat gewestvorming be
paald niet kan dienen als middel om gemeentelijke herindeling
te ontgaan.
De VOORZITTER: Jammer, dat had ik straks willen zeggen!
De heer VAN DER WERFF: O, sorry!
De VOORZITTER: De liberale fractie is blijkbaar toch in ons
college vertegenwoordigd!
De heer VON SCHMID: Ik vind het helemaal niet jammer
dat de heer van der Werff dit in het midden heeft gebracht. Ik heb
juist precies hetzelfde gezegd als de liberale woordvoerder, al spreekt
deze op dit moment geloof ik namens zichzelf. Wat ik heb gezégd
is dat er ook na gewestvorming annexatie of grenscorrectie mogelijk
zal zijn. Het gaat er alleen om wat de beste volgorde is en dan
geloof ik nog steeds dat het veel beter is eerst te komen tot de
vorming van een gewestraad en dan van daaruit te bekijken wat
er nodig is op het gebied van eventuele grenscorrecties, enz. Daar
kan men over van mening verschillen, maar dat is de tendens.
De heer VAN DER WERFF: Dat is niet het standpunt van de
minister!
De heer VON SCHMID: Nee, niet zijn standpunt, maar de
tendens van het stuk van de minister, hij zal alleen om praktische
redenen zeggen dat de volgorde hier en daar moet worden gewijzigd.
Dit is echter het ideaal en ik hoop dat de liberaal in ons midden
dit ideaal mede kan aanvoelen.
Nu wordt in het stuk van de minister, evenals in het voor
stel van Gedeputeerde Staten.gesteld, dat plaatsen met minder dan 6000
inwoners op de nominatie staan om te verdwijnen. Dat is natuurlijk
ook maar een mogelijkheid en die is ook weer onderworpen aan
voorwaarden, nergens staat dat dit automatisch zal gebeuren. Het
moet bijvoorbeeld aantoonbaar zijn dat er een slecht bestuur is,
of dat er sprake is van grote structurele veranderingen in de regio
waar deze plaatsen liggen. Wat het eerste betreft, een slecht be
stuur, hebben wij -- gelukkig -- nergens horen beweren dat het
bestuur in de P. T. T.-gemeenten niet goed zou zijn of niet aan
de behoeften in die dorpen zou beantwoorden. Resteert dus het
tweede punt, die grote structurele veranderingen, en dan is het
voor mij de grote vraag ik ben blij dat dit ook door anderen
is aangevoerd -- of die niet beter kunnen worden opgevangen
in een samenwerkingsverband. Daar kan men natuurlijk over van
mening verschillen, maar het komt mij voor dat dit het kernpunt
is. Nogmaals, wij zijn over deze zaak bepaald nog niet uitgedacht.