534 25 MAART 1971 neer wij zouden zeggen dat wij de randgemeenten er maar bij moeten nemen omdat Breda daarmee uit de moeilijkheden zou zijn. Zelfs al zou het allemaal gebeuren zoals men het zich nu voorstelt, dan nog zijn daarmee de Bredase problemen in het gewest in het geheel niet opgelost, want wanneer wij echt een centrumfunctie willen vervullen zijn daarvoor toch wel heel andere dingen nodig dan alleen het annexeren van een paar randgemeenten. Een van die belangrijke dingen die voor Breda op het spel staat bij die structurele veranderingen is dan een goede verhouding in de regio en het komt mij voor dat wij die niet bevorderen door op de ingeslagen weg voort te gaan. Men zou zelfs kunnen stellen dat wanneer wij vanavond zouden besluiten dat de raad Gedeputeerde Staten vraagt dit voor stel terug te nemen, er een goede basis is voor een regionale samen werking, zeker nu de gesprekken op gang zijn gekomen. Breda zou mijns inziens op hele andere punten moeten werken, bijvoorbeeld aan de versterking van de economische mogelijkheden en van de leefbaarheid, Breda zou cultureel centrum moeten zijn. Dat zijn veel belangrijker zaken dan het opruimen van deze randgemeenten. De vraag die men zich nog kan stellen is of het behoud van het eigen karakter van deze randgemeenten in strijd is met een goed regionaal beleid. Wanneer zou kunnen worden aangetoond dat het voortbestaan van deze gemeenten inderdaad schadelijk is voor be langen van de regio zou de oplossing van Gedeputeerde Staten in derdaad juist zijn, maar naar mijn mening heeft niemand dit kun nen aantonen. Iedereen is het erover eens dat dit een slecht stuk is. De heer van Loon -- hij zal het mij niet kwalijk nemen dat ik hem citeer, want het is algemeen bekend -- heeft met iets andere woorden in de intergemeentelijke commissie hetzelfde gesteld. Het grappige is dat men, wanneer men het stuk van Gedeputeerde Staten leest, ziet statin dat er in 1964 een staatssecretaris op bezoek was die, toen hij hoorde van de plannen, zei: "Waarom zou je niet heel Prinsenbeek nemen?" Ik ben zo vrij te veronderstellen dat er op dat moment sprake was van een groot gebrek aan humor bij het college van Gedeputeerde Staten, omdat men niet begreep dat dit als een grap moest worden opgevat. Vanuit die grap is men verder gegaan en heeft men dit plan opgesteld, want daarvan uit gaande kan men ook allerlei argumenten vinden die voor annexatie pleiten. Dat is helemaal niet moeilijk, want dat hebben wij in onze dubbelfractie ook gedaan, zoals ik aan het begin al heb ge zegd. Tot het moment echter dat men even doordenkt, want aan ontdekt men dat er iets niet klopt. Een zeer belangrijke vraag is natuurlijk ook wat er gebeurt wanneer de raad vanavond niet met dit voorstel akkoord gaat. Ik geloof dat dat wel zal meevallen, want öf Gedeputeerde Staten gaan rustig door, wat wij ook zeggen, öf zij zeggen toe het aanbod van Prinsenbeek te zullen honoreren en dan kan die procedure op ang komen. Wij hebben mijns inziens dan ook de volledige vrij- eia vanavond naar eikaars, argumenten te luisteren en vervolgens tot een bepaalde gevoelsuitspraak te komen, zoals van ons wordt gevraagd. Ik zou hier dan graag zo ondubbelzinnig mogelijk in willen zien aangebracht dat wij zeggemnee, zoals het concept thans voor ons ligt hoeft het voor ons niet. Wat dat betreft moet ik ook direct vaststellen dat de motie van de heer Crul precies uitdrukt wat ik heb getracht hier onder woorden te brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 534