535 25 MAART 1971 Dan nog een slotopmerking. Ik heb hier nu een hele tijd zitten luisteren en ik zou mij kunnen voorstellen dat, wanneer men ziet hoeveel gedachten en nuances er aan de orde zijn gekomen, wanneer straks de notulen van deze vergadering worden opgestuurd om als leidraad te dienen voor Gedeputeerde Staten en straks ook voor de Tweede Kamer, men daaruit zal kunnen lezen met hoeveel tegenzin een zeer groot deel van de raad -- misschien wel de helft -- tegenover dit voorstel staat. Ik geloof dan ook dat wij alleen al daarom met deze discussie een bijdrage leveren aan het niet door gaan van het oorspronkelijke plan. De heer FROGER: Ik wil graag heel in het kort enig feiten materiaal opsommen naar aanleiding van de discussie die wij hier hebben gehad. In een radiouitzending in januari waaraan onze voorzitter heeft deelgenomen, alsmede in een stuk van Gedeputeerde Staten, is gezegd dat de raad het voorstel van de provincie onderschrijft. Zowel in dat stuk als in die radiouitzending is niet duidelijk tot uitdrukking gekomen dat de raad die op dit moment zijn mening geeft een andere is. Ik zou het op prijs stellen als dit duidelijk wordt. De heer van der Werff heeft gezegd dat de samenstelling van de raden van kleine gemeenten kwalitatief niet zo hoogstaand zou zijn. De heer van der Werff zegt er erg veel tijd aan te hebben besteed en het goed te hebben bestudeerd, maar het is jammer dat hij in zijn studie niet de samenstelling van de raden van de rand gemeenten heeft betrokken. Ik wil dan ook even opsommen hoe de raad van Terheijden is samengesteld. Daarin zitten een journalist, een adjunct-directeur van een pedagogische academie, een land bouwer met 20 ha grond -- dat schijnt iets met Mansholt te maken te hebben --, een bedrijfsleider van de A.K. U.een onderwijzeres, een ambtenaar van de arrondissementsrechtbank, een ambtenaar van justitie en een winkelier. Ik geloof dat wij, wanneer wij deze samen stelling vergelijken met de samenstelling van onze raad, nog wel eens tot vreemde conclusies zouden kunnen komen. De heer VAN DER WERFF: Het is fijn voor de spreker dat hij tussentijdse informatie krijgt. Ik weet niet of het helemaal oirbaar is, maar het kan in elk geval. Ik heb uitsluitend gerefereerd aan de studie van de W. B. S. De heer FROGER: Ik heb mij meer in het bijzonder toege spitst op het probleem hier. Wat de gemeente Breda -- dit naar aanleiding van hetgeen de heer Geene van mij heeft geciteerd, namelijk dat men een slecht bestuur niet door een slechter moet vervangen; het is niet overal even prettig ontvangen, maar ik hoop dat hij er toch een beetje de humor van kan inzien betreft zou ik eraan willen herinneren dat wij een schouwburg hebben met een tekort van 750. 000, -- globaal, een Turfschip met een tekort van ruim 1 miljoen, waar van in het tijdschrift Bouw, hem wel bekend, staat dat het een ab surd statusobject is, met een monument erbij van 80.000,--, waarvan men wel vraagt of het een schoorsteen is, een muziek school met 450.000,-- subsidie per jaar, enz. Of dit allemaal van een wijs beleid getuigt weet ik niet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 535