541
25 MAART 1971
randgemeenten Prinsenbeek, Terheijden en Teteringen, maar gaat
evenzeer op voor Nieuw -Ginneken, Dorst, Rijsbergen en een groot
aantal gemeenten van het intergemeentelijk overlegorgaan de regio
Breda. Bovendien ligt het voor de hand dat samenvoeging van de
P. T. T.-gemeenten met Breda niet alleen meer inkomsten oplevert;
het instandhouden van het huidige woon- en leefklimaat in de
P. T. T. -gemeenten zal ongetwijfeld ook grote uitgaven vergen.
Een derde argument dat aan het herindelingsplan ten grond
slag ligt is dat er een functionele verbondenheid bestaat tussen de
P. T. T. -gemeenten en Breda. Ook dit argument geldt lang niet
exclusief voor deze drie gemeenten die betrokken zijn bij het her
indelingsplan. Indien dit laatste argument zwaar zou wegen had het
college van Gedeputeerde Staten een annexatie op veel grotere schaal
moeten voorstellen, gezien het feit dat deze verwevenheid van be
langen zich op een veel grotere territoriale schaal afspeelt. In ieder
geval had men dan ook Nieuw-Ginneken bij de herindeling moeten
betrekken.
Als vierde en laatste argument voor de herindeling wordt
aangegeven dat een te sterke groei van de randgemeenten moet worden
voorkomen. Zij moeten een lokaal centrum blijven met een beperkte
functie. Ook dit motief geldt weer niet exclusief voor de drie be
trokken gemeenten, maar is o. a. ook weer van toepassing op Nieuw-
Ginneken en in zekere mate op Rijsbergen en andere omringende ge
meenten. Dit zogenaamde suburbanisatieverschijnsel, waaronder wordt
verstaan de trek van de grote stad naar de omringende gemeenten
hetgeen leidt tot versnippering van de grond en hogere kosten voor
voorzieningen van infrastructurele aard, speelt zich niet alleen af
op het niveau van de P. T. T. -gemeenten, maar heeft een uitwerking
op grotere schaal. Een ander middel dan annexatie om dit te voorko
men is o..m. de bevoegdheid van het college van Gedeputeerde Staten
om bestemmingsplannen die afwijken van het geldende streekplan af
te wijzen. Ook bestaat de mogelijkheid om via een gemeenschap
pelijk opgesteld en aanvaard- regionaal structuurplan hieraan paal
en perk te stellen.
Op basis van de genoemde argumenten en de hier tegenin
gebrachte bezwaren meen ik dan ook dat het voorliggende herinde
lingsplan Breda-Noord onvoldoende gemotiveerd en gefundeerd is.
Dit geldt des te meer omdat voor de betreffende samenlevingen
opheffing een zeer ingrijpende en verstrekkende maatregel is.
Duidelijk is dat o. a. de afstand tussen bestuurder en bestuurde
groter wordt. Vanuit een democratiseringsstandpunt is het ook van
belang dat beleid en uitvoering zoveel mogelijk bij het grondvlak
worden gelegd. Een verantwoorde gemeentelijke herindeling zou naar
mijn mening ook gebaseerd moeten zijn op een duidelijke regionale
visie, waaraan een duidelijk beleid ten grondslag zou moeten liggen.
Dit regionale beleid zou dan moeten steunen op een wetenschappelijk
verantwoord basisplan, .dat zou moeten bestaan uit aeen ontwik
kelingsplan, inhoudende een samenvattend beeld van de ontwikkeling
van de streek; b. een structuurplan, gebaseerd op het ontwikkelings
plan, inhoudende een ordening van de ruimte voor de betreffende
regio. Op basis van ontwikkelingsplan en structuurplan zou dan een
bestuursplan kunnen worden opgesteld, waarin wordt aangegeven welke
bestuursvorm de beste is voor het betrokken gebied.