543
25 MAART 1971
een verkeerde conclusie getrokken uit eigen gestelde premissen.
Het voorliggende herin delingsplan Breda-Noora meen ik op basis
van aangevoerde bezwaren te moeten afwijzen. Ik geef derhalve
de voorkeur aan samenwerking boven samenvoeging, dit vanwege
het feit dat de voorgestelde regeling bestuurlijk, functioneel en
ruimtelijk niet meer is aangepast aan de eisen van deze tijd en
nog minder aan de toekomstige eisen en ontwikkelingen.
Mijn eigen standpunt ten aanzien van dit herindelingsplan
wil ik als volgt formuleren:
1. de gemeente Breda accepteert zonder compensatie het
aanbod van de gemeente Prinsenbeek tot overdracht van
de Haagse Beemden;
2. de drie randgemeenten en Breda verzoeken Gedeputeerde
Staten dringend dit onderdeel van het plan binnen de be
staande procedure zo spoedig mogelijk af te wikkelen en
daarvoor bij het ministerie ae nodige stappen te onder
nemen;
3. het opstellen van een structuurplan voor de gehele regio
Breda op korte termijn is uiterst gewenst. Van het college
van Gedeputeerde Staten verwachten wij daarom dat het
zijn invloed en medewerking zal aanwenden bij een spoedige
totstandkoming van een dergelijk structuurplan voor de zes
tien samenwerkende gemeenten die deel uitmaken van de
regio Breda.
4. Aangezien de medewerking van Oosterhout en Etten hierbij
onontbeerlijk is, rekenen wij erop dat het college van Gede
puteerde Staten op besliste wijze aandrang zal uitoefenen
op deze gemeenten om zich bij de regio Breda aan te sluiten.
De heer AMERICA: Allereerst wil ik zeggen dat ik de woorden
van de heer Severens volledig ondersteun en dat ik er daarom geen
behoefte aan heb aan zijn duidelijke en ook wetenschappelijk ver
antwoorde relaas nog iets toe te voegen. Mijn verhaal is namelijk
onmogelijk. Ik had iets op papier gezet, maar ik kan het niet meer
uitspreken. Mijn verhaal was een somber verhaal, maar als ik goed
tel geloof ik dat ik niet somber behoef te zijn.
Mijn verhaal zou beginnen met de woorden dat het een zwarte
dag zou worden voor West-Brabant. Ik veronderstelde namelijk dat wij
vanavond een beslissing zouden nemen om drie gemeenschappen de
nek om te draaien en .dat wij als verdovingsmiddel zouden gebruiken
artikel 61 van de gemeentewet, dat tot nu toe nergens heeft gefunc
tioneerd en naar mijn gevoel ook nooit zal kunnen functioneren in
een dergelijke situatie. Ik zie dit allemaal als een heel mooi in
pakmateriaal voor een probleem omdat wij niet zonder meer ja of
nee durven zeggen. Mijn gevoelen is gewoon-, ik ben tegen annexatie,
ik raak er steeds meer van overtuigd dat ik tegen annexatie moet zijn,
omdat het enige probleem dat een rol speelt, namelijk het verkrijgen
van bouwgrond voor Breda, in 1971 wezenlijk anders kan worden op
gelost dan door annexatie. Alle andere argumenten moet ik zonder
meer gevoelsmatig, maar. naar ik meen ook wetenschappelijk ge
fundeerd afwijzen.
De heer VAN CAULIL: Ik was niet van plan het woord te
voeren, maar u hebt ook de ingediende moties aan de orde gesteld.
Is het uw bedoeling dat wij daar nu ook al op ingaan?