25 MAART 1971
546
De heer Crul heeft zich beroepen op het streekplan. Men kan
natuurlijk allerlei formuleringen uit het streekplan halen. Breda wordt
in dit streekplan het hoofdcentrum van West-Brabant genoemd en daar
uit worden ruimtelijk de consequenties getrokken. Het landsdeelniveau
is aan de orde, Breda moet maximaal uitgebouwd worden, er moeten
instellingen komen in de stuwende dienstensector etc. Ik zou op deze
manier nog even kunnen doorgaan met het aanhalen van formuleringen
uit het streekplan, formuleringen waaruit de functie van Breda blijkt
en waarop dit grenswijzigingsplan gebaseerd zou kunnen worden.
De heer Roozeboom heeft een beeld gegeven van bestuurlijke
samenwerkingsvormen. Hij heeft gesproken over een goede coördinatie;
ook hij heeft de samenhang der gemeente gesignaleerd en na een
aantal voorbeelden te hebben aangehaald is hij gekomen tot een
aantal alternatieve mogelijkheden om die schaalvergroting tot gel
ding te brengen. Hij heeft gesproken over vrijwillige overeenkomsten.
De heer Roozeboom zal het met mij eens zijn dat deze overeenkomsten
bilateraal en multilateraal nogal w at moeilijkheden met zich mee
brengen en vaak niet de juiste oplossingen zijn voor de verdediging
van de echte belangen. Voorts heeft hij een opmerking .gemaakt over
de gewestvorming. Hij betwijfelt of deze gewestvorming werkelijk
een oplossing biedt voor het oplossen van de werkelijk belangrijke
problemen. Ik wijs erop dat er in dit gebied een doeltreffende re
gionale ontwikkeling aan de orde is, wat hij ook weet.
Over de herindeling zou ik hem en de heer Spanjer er op
willen wijzen dat de driedeling -- overeenkomsten op vrijwillige
basis, de gewestvorming en de herindeling -- kan worden uitge
breid tot een vierdeling, namelijk door te kiezen voor een combinatie
van regiovorming en herindeling. Ik denk dan niet eens aan de moge
lijkheid de gemeenschappelijke regelingen, waarvan er in dit gewest
nogal wat zijn, uit te breiden. Die combinatie van herindeling en
gewestvorming zou mijns inziens in dit gebied zeker toegepast kun
nen worden.
De heer Crul heeft zich gebaseerd op de boodschap. Zoëven
heb ik al enige opmerkingen daarover gemaakt. Als de heer Crul
en ik de teksten naast elkaar zouden leggen zouden wij, uitgaande
van hetzelfde streekplan tot geheel andere conclusies betreffende dit
grenswijzigingsplan komen. In zijn conclusie heeft hij gezegd dat er
een duidelijk alternatief aanwezig is en dat er sprake is van onvol
ledigheid, zaken die tot de mening van de heer Crul en een deel
van zijn fractie behoren.
Ik ben niet op de hoogte van de uitdrukking van de heer
van der Harte en kan die ook niet controleren. Ik geloof de heer Crul
als hij zoiets mededeeld, ik kan mij voorstellen dat de heer van der
Harte gezegd heeft dat er ook andere oplossingen mogelijk zouden
zijn. Het lijkt mij echter onbegrijpelijk dat hij gezegd zou hebben
dat dit plan niet acceptabel is. Ik heb namelijk rekening gehouden met
de opvatting van het college van Gedeputeerde Staten en ik neem aan
dat de heer van der Harte die opvatting deelt. Dat meen ik ook van
opmerkingen van de heer Kortmann, mijn voorganger die nu lid van
Gedeputeerde Staten is. Dit college heeft hieromtrent duidelijke op
vattingen op tafel gelegd.
Voor een zeer belangrijk gedeelte kan ik de opvatting van de
heer Spanjer onderschrijven. Ik kom even op het grapje dat de heer
von Schmid maakte van de minister of de staatssecretaris die hier
in de omgeving van Breda rondgezworven zou hebben in de zestiger