550 25 MAART 1971 lijkheden met zich meebrengt. De heer Severens heeft voorgesteld de Haagse Beemden te accepteren, het onderdeel zeer snel te realiseren, waarbij een struc tuurplan op de schaal van de regio Breda gewenst is. Men moet dan denken aan ruimtelijke maatregelen binnen het grondgebied van de gemeente voor een eventueel vergroot gebied in Breda, welke maat regelen op elkaar moeten aansluiten en aan elkaar aangepast moeten zijn. Bij zijn opmerkingen over een beperking van de bebouwing in gemeenten waarvan hij vreest dat zij meer bewoond zullen wor den dan gewenst zou kunnen zijn maak ik de kanttekening dat zulks niet onze verantwoordelijkheid is, maar veeleer een verantwoorde lijkheid voor het college van Gedeputeerde Staten dat bestemmings plannen van de desbetreffende gemeenten op basis van het streek plan zullen moeten beoordelen. Ik kan de heer Severens volgen als hij stelt dat Oosterhout en Etten-Leur tot de regio Breda zouden moeten behoren. Ik ben het echter niet eens met degenen die zeggen dat een vergroot Breda een samenwerking met Oosterhout en Etten-leur in de weg zou staan. In het verleden is bewezen dat bij deze gemeenten de ambitie om samen te werken met een kleiner Breda al niet groot is en ik kan mij niet voorstellen dat die ambitie om samen te werken nog zou verminderen bij een vergroot Breda. De heer America heeft gesproken over een zwarte dag. Het spijt mij dat hij deze zaak op deze wijze interpreteert. Hij zal begrijpen dat zijn opvatting niet door het college wordt onder schreven. Over de moties heb ik al een opmerking gemaakt. Het col lege van burgemeester en wethouders is van oordeel dat ter wille van de functie die Breda te vervullen heeft, vanwege het ontbreken van een beter alternatief plan en vanwege het ontbreken van over eenstemming over een alternatief plan, overwegende dat over de Haagse Beemden nader overleg gepleegd moet worden, het plan dat is ingebracht door Gedeputeerde Staten dient te worden aanvaard. Ik stel u voor een ogenblik te pauzeren voor onderling be raad. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. In verband met de orde zou ik willen voorstellen het debat over de grenswijziging Breda-noord niet voort te zetten. Zoëven heb ik gezegd dat de stand punten duidelijk uiteengezet zijn. Al deze opvattingen zullen het college van gedeputeerden en de minister bereiken. Een ieder heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt, het college heeft na de beantwoor ding van de vragen nauwelijks nog iets naar voren te brengen en als u met mijn voorstel zoudt kunnen instemmen zou ik willen overgaan tot het behandelen van de moties. In aansluiting op hetgeen ik zoëven gezegd heb zou ik nog een toelichting willen geven en men kan natuurlijk altijd stemver klaringen afleggen. De heer SANDBERG: Bent u van plan na de moties ook het preadvies in stemming te brengen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 550