561
22 APRIL 1971
waarbij het gevoelen van de raad met betrekking tot het herindelings
plan Breda-Noord aan gedeputeerde staten is meegedeeld.
De VOORZITTER: De brief is niet geagendeerd, maar ik wil u
graag toestaan daar iets over te zeggen.
De heer CRUL: De brief is ondertekend door de gemeenteraad van
Breda. Ik neem zonder meer aan dat de leden van de hogere bestuurs
lichamen als gedeputeerde staten en de Tweede Kamer de grote stapel
papieren die over het herindelingsplan Breda-Noord is volgeschreven
goed zullen lezen. Het staat echter wel vast dat zij aan de samenvat
ting en conclusies bij hun studie extra aandacht zullen besteden. De
brief van 2 april, waarin ons gevoelen tot uitdrukking is gebracht, zie
ik als zo'n samenvatting en die vind ik daarom uiterst belangrijk en
daarom verbaast het mij zacht gezegd dat deze brief nu ter kennisne
ming aan ons wordt voorgelegd.
Alvorens nu op de teneur en de inhoud van deze brief in te gaan,
zou ik de andere fracties willen vragen of zij het eens zijn met mijn
stelling niet ter kennisneming, maar als voorstel aan ons had moeten
worden voorgelegd. In tweede instantie wil ik dan graag ingaan op de
brief zelf.
Eén passage wil ik er nu vast uitlichten, namelijk de opmerking
met betrekking tot de heer Van Duijl. Zelf was ik van mening - en ik
geloof verschillende andere raadsleden met mij - dat de heer Van Duijl
zich de tweede maal vergiste bij de stemming. Het is natuurlijk maar
een indruk en ik vind het niet nodig dat die indruk als gevoelen in die
brief tot uitdrukking komt. Ik vind het echter ook niet juist dat een op
merking die na afloop van de raadsvergadering wordt gemaakt in een
officieel stuk - want dat is deze brief - wordt opgenomen.
Voorlopig wil ik het hierbij laten, ik wacht gaarne de reacties
van u en van de overige raadsleden af.
De VOORZITTER: Ik ben geneigd hier meteen op te reageren,
maar als de raad er behoefte aan heeft hier iets op te zeggen stel ik
hem daartoe gaarne in de gelegenheid.
De heer VAN CAULIL: Boven de brief staat duidelijk "afschrift
ter kennisneming". Gewoonlijk nemen wij stukken die ter kennisneming
worden aangeboden niet in behandeling. Het is voor mij echter duidelijk
dat dit stuk zeker ter discussie kan worden gesteld.
De heer VAN OS: Ik verbaas mij zeer over de reactie van de heer
Van Caulil. Hij moet zich namelijk goed realiseren dat deze brief is
geschreven en ondertekend namens de gemeenteraad. Het gaat er dus
niet om wat er boven staat, maar om de vraag of hij het ermee eens
is dat deze brief ter kennisneming aan de leden van de gemeenteraad
is gezonden. De brief is duidelijk door ons gericht aan gedeputeerde
staten en ik vind het evenals de heer Crul volkomen vanzelfsprekend
dat deze brief, alvorens te worden verzonden, ter goedkeuring was
voorgelegd aan de gemeenteraad.
Evenals de heer Crul heb ik ernstige bedenkingen tegen de teneur
van deze brief en ook ik wil daar graag een opmerking over maken.
Hetgeen wij naar voren hebben gebracht was onze persoonlijke ziens
wijze, in de vorm van een motie die wij deel hebben laten uitmaken
van de beraadslagingen. Deze motie is in de brief echter op geen enkele