- 563 22 APRIL 1971 wordt voortgezet, onderdeel van beraadslaging uitmaakt ter gelegen- 1 held van de openbare hearing die het college van gedeputeerde staten te zijner tijd zal houden, t Ik stem er gaarne mee in dat deze brief nu onderwerp van beraad- c slaging is. After all lijkt het mij toch verstandig de brief zoals die hier c nu ligt voor kennisgeving aan te nemen, dat is althans het voorstel van g burgemeester en wethouders in dit stadium. Natuurlijk had er wel iets c anders in kunnen staan, dat zeg ik in alle oprechtheid. Wanneer wij daar met 39 mensen, die allemaal andere opvattingen hebben, daar- f over hadden gesproken had er best iets anders uit de bus kunnen komen, c Misschien staan er wel passages in waarvan men zich kan afvragen of i die nu nodig waren geweest, waarbij ik speciaal doel op de passage z die de heer Crul zojuist heeft aangehaald, v Al met al geloof ik, nogmaals, dat hier een reële weergave van het gesprokene is gegeven, zodat ik u, met de bevoegdheid die burge meester en wethouders in dezen hebben, adviseer deze brief in dit sta- r. dium voor kennisgeving aan te nemen. v s De heer CRUL: Ik dank u voor uw mededeling dat dit onderwerp verder kan worden besproken. Dan wil ik nu even ingaan op de inhoud van de brief. Ik neem zonder meer aan dat is getracht een objectief e beeld van de vergadering daarin op te nemen. Wanneer er echter pun- d ten instaan die pertinent onjuist zijn of die heel anders gebeurd zijn, dan is het bij de briefschrijver toch blijkbaar anders overgekomen dan r bij mij. Het is een lange vergadering geweest en het is natuurlijk moei- r; lijk zoiets samen te vatten. Van de opmerking van de heer Van Duyl a bijvoorbeeld zegt u dat die in de brief thuishoort, maar naar mijn me- e ning is dit nu juist een zaak die er absoluut niet inhoort, omdat dit niet L tijdens de vergadering aan de orde is geweest. Zoiets kan naar mijn c mening dan ook niet in deze brief worden opgenomen. z Vervolgens wijkt de brief op een aantal punten duidelijk af van d het gesprokene. Er staat o. m. in dat de voorstanders als hun oordeel uitspreken dat allereerst rekening dient te worden gehouden met de belangen van Breda. Een van de voorstanders heeft wellicht die uit- I spraak gedaan, maar verder ook niemand. In de brief komt het echter i: over alsof alle voorstanders dat als hun mening hebben uitgesproken, o maar dat is helemaal niet het geval. Zelfs de heer Van der Werff, die k toch tot de voorstanders behoort, heeft aan het slot van zijn betoog ge- d zegd aan het adres van het college: "U staat het belang van de streek d in wijde omtrek op lange termijn voor ogen en die visie kan ik steunen." d Dat is daarmee dus in tegenspraak. si Verder staat in de brief dat de tegenstanders van het herindelings- v plan erop gewezen zouden hebben dat het plan alleen oplossingen biedt r; voor de ruimtenood in noordelijke richting, terwijl het naar hun oordeel veel evenwichtiger zou zijn geweest als ook oplossingen in zuidelijke n richting zouden zijn gezocht. Enkele tegenstanders hebben dat inder- k daad gezegd, maar lang niet alle. Belangrijk in dezen is toch ook dat d de heer Geene, die tot de voorstanders behoort, dit in feite ook heeft v gezegd. Als de mening van de tegenstanders wordt verder vermeld - g ik citeer -: "Als voordeel van de kleine gemeenschappen zien zij het ii beter functioneren van de democratie en het beter ten uitvoer kunnen brengen van de verzorgende taak". Inderdaad hebben enkele tegenstan- z ders dit gezegd, maar niet allemaal; de heer Von Schmid bijvoorbeeld ii heeft op dit punt een heel ander standpunt ingenomen en ook de heer v g

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 563