566 22 APRIL 1971 Blijft over de vraag of de brief nu moet worden teruggenomen. Dat zou misschien de beste oplossing zijn, nu ik erover praat moet ik eigenlijk wel tot die conclusie komen. Ik weet niet of het haalbaar is, maar ik. meen de mening te moeten ondersteunen dat de brief zoals die nu is opgesteld in feite geen juiste weergave geeft van wat er is gebeurd en dat niet de juiste procedure is gevolgd, althans niet de nodige voor zichtigheid is betracht, bij het versturen van deze brief. De heer VAN CAULIL: Het belangrijkste bij de behandeling van dit punt is volgens mij het verslag van die vergadering en tot nu toe heb ik daarover met geen woord horen spreken. Het schijnt dat die notulen het gesprokene in de betrokken vergadering dus juist weergeven. De heer FROGER: Die zijn voortreffelijk.' De heer VAN CAULIL: Wanneer daarnaast dan door burgemeester en wethouders in een brief een conclusie wordt vastgelegd, desnoods met toevoegingen waaraan naar men meent behoefte zou kunnen bestaan - ik ben namelijk van mening dat gedeputeerde staten wanneer zij zon der meer de notulen zouden ontvangen zich af zouden vragen hoe zo iets mogelijk is, vandaar het vermelden van de opmerking over de heer Van Duijl -, vind ik dat zeer correct. Het staat voor mij dan ook vast dat, wanneer naast de juiste notulen een juiste conclusie daaruit wordt weergegeven, deze brief bijzonder acceptabel is. Ik vraag mij daarnaast af wat men bedoelt wanneer men zegt dat de mening van de raad niet juist is weergegeven. Ik heb het gevoel dat men daarmee wil zeggen dat hun mening niet juist is weergegeven. Het is echter de taak van het college het gevoelen van de raad weer te ge ven en daarin is het mijns inziens volledig geslaagd. De heer SEVERENS: Ik kan mij geheel aansluiten bij de opmerking van de heer Von Schmid over de procedure. Ook ik ben van mening dat, gezien de importantie van deze zaak, een grotere zorgvuldigheid wense lijk zou zijn geweest. Het ware mij liever geweest als deze brief was ondertekend door het college omdat, zoals de heer Von Schmid terecht zegt, het college ook partij is in dezen en een zorgvuldige weergave van een zo complexe zaak bij veel mensen uiteraard wel kanttekenin gen moet oproepen. Wat de inhoud betreft ben ik van mening dat als de uitslag van de stemming moet worden opgenomen, ook de uitslag van beide stem mingen had moeten worden vermeld, omdat er over de betekenis van deze stemmingen ook duidelijk allerlei opvattingen bestaan. In dat verband zou ik het dan ook op prijs hebben gesteld als ook de uitslag van de stemming over de motie van de heer Van Os in de brief was vermeld. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik ben van mening dat de gevoelens van de raad over het al of niet intrekken van deze brief nogal verschillend zijn. Ik zou u dan ook willen vragen, mijnheer de voorzitter, de raad de mogelijkheid te geven deze gevoelens uit te spreken. De VOORZITTER: Daar heb ik ook al aan gedacht, mevrouw. Mejuffrouw PAULUSSEN: Ik ben het geheel eens met de opmer king van mevrouw Van Nes.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 566