570 22 APRIL 1971 Wij zien niet in, dat wij onjuist of onbehoorlijk handelen door in voor komende gevallen informatie te verstrekken door verwijzing naar niet gemeentelijke publicaties. Wij vinden het daarom jammer, dat U de door ons bij de beantwoording van Uw vragen gevolgde methode, ofschoon tot heden ongebruikelijk, niet positief hebt kunnen waarderen. Dat de betreffende editie van "De Stem" niet tijdig ter inzage lag be treuren wij. Of deze gang van zaken herhaald zal worden zal onder meer afhangen van de aard der gestelde vragen en de wijze en de inhoud van de ver slaglegging door de pers. VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 14 januari 1971) De heer VAN OVERVELDT merkt op: de laatste tijd worden er regelmatig bezwaren ingediend tegen de vestiging van cash-and-carry bedrijven. Met betrekking tot het ingekomen schrijven - zie punt 2 van de agenda voor deze vergadering - waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de vestiging van een dergelijk bedrijf aan de Oude Terheydense- weg, wil ik gaarne het volgende opmerken. Ik stel uitdrukkelijk voorop dat ik in principe geen tegenstander ben van zich aandienende nieuwe distributiesystemen, zoals cash-and-carry bedrijven, verbruikersmarkten e. d. Ik wordt dit echter wel als door de vestiging van dergelijke bedrijven de concurrentieverhoudingen worden scheefgetrokken, met andere woor den, wanneer daardoor het ordelijk economisch verkeer wordt verstoord. Ik ben van mening dat in het onderhavige geval het risico van versto ring van de concurrentieverhoudingen groot is, gezien het in dit gebied reeds aanwezige winkelbestand, de vestiging van de Makro en een Pro- fimarkt, alsmede het dichtbij gelegen wijkwinkelcentrum Hoge Vucht en de diverse buurtwinkelcentra in Breda-Noord. Zo zullen met name de extra lasten die op de in de genoemde winkel centra gevestigde bedrijven rusten, zoals de plicht mee te investeren in de parkeergelegenheid, deze bedrijven in een ongunstige concurren tiepositie plaatsen, wanneer het mogelijk is in hetzelfde consumenten patroon zonder deze kosten een verbruikersmarkt te exploiteren. Naar mijn opvatting is dit een vorm van discriminatie. De vestiging van verbruikersmarkten staat of valt momenteel in Breda met het aanwezig zijn of ontbreken van bestemmingsplannen. Ik vraag mij af of dit juist is en of wij in dezen niet tot een ander beleid dienen te komen. Gaar ne zal ik vernemen of het college deze visie onderschrijft en zo ja, of het bereid is binnen niet al te lange tijd, zo mogelijk in samenwerking met het bedrijfsleven, tot een aangepast beleid ter zake te komen. ANTWOORD Kortheidshalve mogen wij U verwijzen naar ons preadvies inzake de vestiging van een cash-and-carry-bedrijf in het pand Baronielaan 107. VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 14 januari 1971) De heer JANSEN zegt: Ook ik heb een vraag naar aanleiding van punt 2b, de brief van de heer Van Zinnen over de vestiging van een cash-and-carry-bedrijf. Ik verzoek het college mij te doen weten hoe het zich voorstelt de blijvende schade die door dit' soort wilde bedrijven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 570