583 22 APRIL 1971 De VOORZITTER: De heer Van Dun wil nog een aantal opmerkin gen van de heer Van der Werff beantwoorden. De heer Van der Werff heeft inmiddels zijn beurt bij punt 30 al gehad; dat spreken wij af. Wethouder VAN DUN: De voorzitter heeft de heer Van der Werff niet buiten de orde verklaard. Daarom geloof ik dat ik wel iets mag zeggen over de kritische kanttekeningen van de heer Van der Werff bij de kosten van openbare werken. De heer Van der Werff dient te beseffen dat het grootste deel van deze kosten eenmalig is. In dit voor stel betreffen de kosten voor openbare werken de aanschafprijs van dit lokaal plus de bijkomende werkzaamheden. Bi j verplaatsing zullen dus de bijkomende kosten zeker niet die hoogte bereiken. De heer VAN DER WERFF: Mag ik dan meteen in tweede instantie weer buiten de orde zijn, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Als punt 30 aan de orde komt, is het ook defi nitief afgelopen, dat spreken wij wél af. De heer VAN DER WERFF: Ik probeer geen derde termijn te creëren en wil daarom van deze tweede gebruik maken om aan wethouder Van Dun te vragen of die kosten alleen voor dit mobiele lokaal gelden. Ik heb zojuist al mijn vermoeden uitgesproken dat er volgend jaar weer een mobiel lokaal zal moeten aanrukken of aanrijden, Zullen de kos ten dan in verhouding lager zijn? Als mijn veronderstellingen in dezen juist zijn, zouden wij dan niet zowel financieel als onderwijstechnisch gezien erbij winnen door er meteen toe over te gaan op het open stuk grond waar wethouder Broe ders het over had semi -permanente lokalen in te richten? Hoeveel is het verschil in prijs tussen een mobiel lokaal en een semi-permanent lokaal? Een andere vraag. Wanneer krijgt de raad - eventueel de afde ling onderwijszaken uit de raad - het plan waarover wethouder Broeders gesproken heeft? Ik ben bijzonder blij dat hij dit met zijn ambtelijke dienst aan het voorbereiden is, want ik weet hoe voortvarend de wet houder dit soort dingen kan aanpakken. De liberale fractie is natuurlijk voorstandster van goed onderwijs en dat betekent voorkomen van concurrentie op kosten van de belasting betaler en ten nadele van de jeugd. Niet onopzettelijk had ik dan ook in dit stadium de laatste vraag die door mevrouw Willems gesteld is vermeden. Ik ben in ieder geval van mening dat, als deze aangelegen heid aan de orde komt, hier de ouders van de leerlingen en potentiële leerlingen bij betrokken moeten worden, zowel de leerlingen van kleu terleeftijd als van latere leeftijd. Wethouder BROEDERS: Ik kan begrijpen dat de heer Van der Werff die laatste vraag van mevrouw Willems zou hebben willen vermijden. Nu deze vraag eenmaal gesteld is, denk ik dat de heer Van der Werff kan billijken dat de wethouder de vraag wel beantwoordt. Als er vra gen gesteld worden, moeten wij die voor zover mogelijk ook beantwoor den. Ik kan de heer Van der Werff geruststellen; ook ik ben van mening dat alle ouders, dat iedereen die erbij betrokken is - de heer Van der Werff weet wat ik bedoel - erin gekend moet worden. Overigens kunnen wij ons voor de aantallen al jarenlang richten op de cijfers van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 583