587 22 APRIL 1971 te goede waarborgen worden geschapen. Onze fractie stemt dan ook van harte in met het voornemen van het college een preadvies uit te brengen over de algemene aspecten van de vestiging van zelfbedienings warenhuizen, verbruikersmarkten e.d. Wij zijn blij dat u hierbij vooraf een gesprek over deze materie zult voeren met het georganiseerde be drijfsleven, waarbij ook zal worden nagegaan op welke wijze de vestiging van genoemde zaken geregeld kan worden. Juist een dergelijk gesprek zal er ontegenzeggelijk toe bijdragen dat men tot een goede menings vorming komt en daarmee tot een zo goed mogelijke regeling. Gezien het belang van het onderhavige onderwerp hecht onze fractie er grote waarde aan dat men zo spoedig mogelijk tot een aange past beleid-op dit gebied komt en ik verzoek u dan ook met nadruk het toegezegde preadvies niet te lang op zich te laten wachten. Sprekend voor mijzelf zou ik willen wijzen op het belang van een goede samenwerking tussen het gemeentebestuur en het plaatselijk georganiseerd midden-- en kleinbedrijf. Naar mijn mening zal op dit gebied een vaste commissie van advies en bijstand, als bedoeld in art. 62 van de gemeentewet, goed en vruchtbaar werk kunnen doen. Ik zou het op prijs stellen de mening van uw college hieromtrent te mogen vernemen. De heer VAN DER WERFF: In de moderne consumptiemaatschappij komen uiteraard andere verkoopvormen. Dit is op zichzelf geen probleem, zeker niet, nu u constateert dat u op dit ogenblik geen mogelijkheden ziet om op te treden, behalve dan door middel van een alsnog aan ons uit te brengen preadvies tot vaststelling van een bepaling als vervat in art. 352 van de modelbouwverordening. Mijn vraag is in hoeverre u overweegt een dergelijk preadvies uit te brengen. Een ander probleem is - dat is ook aangestipt in de afdeling door diverse personen - in hoeverre het een overheidstaak is om op te treden. Ons inziens is er uitsluitend en alleen sprake van een overheidstaak, wanneer er een concurrentievervalsende problematiek optreedt. In wij ken waar op dit ogenblik geen bestemmingsplannen van kracht zijn of in nieuwbouwwijken worden nieuw gevestigde middenstanders met een grote "overhead" bedreigd - zij hebben zeer hoge kosten moeten maken die nog steeds niet afbetaald zijn - en anderen kunnen daarentegen pro fiteren van een eensklaps uitzonderlijk gunstige marktsituatie. Dat is de problematiek die hier de kop opsteekt. De heer KROON: De argumenten van de middenstanders die u in uw mededeling onder 1 en 2 noemt spreken mij aan. Het is jammer dat wij juist in dit geval geen gebruik kunnen maken van een artikel 352. Wij hebben dit destijds om bepaalde redenen niet overgenomen; wij kunnen er in ieder geval thans geen gebruik van maken. Uw col lege is nu voornemens zich, in overleg met het bedrijfsleven, te gaan beraden op wat er in de toekomst in dit opzicht moet gebeuren. Zoals de heer Van der Werff zegt dienen er zich andere verkoopvormen aan. Een vraag is in hoeverre de overheid een taak heeft om in dezen in te grijpen; in dit opzicht wijkt mijn mening af van die van de heer Van Overveldt. Ik zie het preadvies dat u van plan bent aan ons voor te leggen met belangstelling tegemoet. De heer JANSEN: Ik wil voorop stellen dat ik de aan de orde zijn de mededeling van het college positief beoordeel. In uw motivering lees ik echter een aantal dingen die vragen bij mij oproepen. Ik lees

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 587