588
22 APRIL 1971
onder meer dat artikel 352 van de modelbouwverordening in het verle
den door de gemeenteraad van Breda niet is overgenomen. Ik vind het
jammer dat de reden waarom daar niet bij vermeld is, terwijl ik mij
ook afvraag of dit zo langzamerhand niet herzien moet worden.
Een positief element uit uw mededeling acht ik het voornemen
om vöör het uitbrengen van het preadvies ook advies van de organisatie
van het bedrijfsleven in te winnen. Ik hoop echter dat u hierbij ook een
planoloog, een econoom, een architect, het M. G. B.het N. K.V.,
de winkeliersverenigingen, het midden- en kleinbedrijf en, als het
kan, ook de consument betrekt. Ik zou dit breed willen bekijken, want
bij de twee vorige cash-and-carry gevallen die in de raad zijn geweest,
waren er petities van bewoners met aantallen handtekeningen met meer
dan drie cijfers. Ik zou graag willen dat bij het preadvies ook het stand
punt en de behoefte van de consument wordt betrokken. Dan bedoel ik
niet alleen de behoefte, maar ook de verkeersveiligheid in de wijk en
de structuur van de woonwijken. Kortom, ik hoop in het preadvies van
b. en w. een duidelijke beleidslijn te zien inzake de cash-and-carry-
bedrijven, Makro's e. d. Voorts hoop ik dat het college wil onderzoeken
of er niet een middenstands- of ondernemerscommissie kan gaan fungeren,
want de behoefte daaraan is in deze stad duidelijk aanwezig.
Wethouder VAN DUN: De aard van de opmerkingen der raadsleden
is frappant, want ik constateer dat er een mededeling van het college,
aan de orde is over de vestiging van een cash-and-carry-bednjf in het
pand Baronielaan 107. Ik hoor de voorzitter nog zeggen, toen de raad
bij de aanbieding ter kennisneming om een preadvies vroeg: dus
over dft stuk". Het merkwaardige feit doet zich voor - aan de andere
kant is dat alleen maar welkom - dat de raad vanavond meer opmerkin
gen maakt over een nog te verschijnen preadvies.
Ik zal mij in eerste aanleg beperken tot Baronielaan 107. In dit
geval was het - dat hebben diverse sprekers ook gezegd - voor de ge
meentelijke overheid niet mogelijk om in te grijpen. Dat heb ik bij
de begrotingsbehandeling ook. gezegd, waarbij ik er op heb gewezen
- dit in antwoord op een vraag van de heer Jansen - dat ingrijpen hoog
stens mogelijk is, wanneer de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.
In dit verband kan ik u mededelen dat na bespreking in de verkeerscom-
missie op die, plaats inderdaad verkeersmaatregelen getroffen gaan wor
den. In de Leistraat - ik meen dat het zo heet - zal éénrichtingsverkeer
ingesteld worden en een parkeerverbod aan de ene zijde van de straat.
Bovendien is er een gesprek geweest met de directie van dit cash-and-
carry-bedrijf, waaruit een reeel parkeerterrein voor dit bedrijf gekomen
is. Dit ten aanzien van onze mededeling.
Nu de algemene, problematiek die door de sprekers is aangeroerd.
De opmerkingen die ik gehoord heb waren zeer ter zake. Als ik de te
gengestelde meningen uit de raad hoor, dan constateer ik dat het col
lege het ook niet precies weet. Er rijst een grote vraag die niet alleen
door dit college te beantwoorden is: is het een taak van de overheid om
in te grijpen in het systeem van vrije concurrentie? Misschien neigt men
bij de beantwoording van deze vraag naar de kant van de heer Van der
Werff die van mening is dat men dln pas moet ingrijpen, wanneer er
een zekere mate van concurrentievervalsing in het geding is. Ik weet
het niet precies. Bovendien geloof ik niet dat wij dit alleen van de
kant van het college of van de raad moeten bekijken, de partners in
het probleem moeten gehoord worden, de heer Van Overveldt heeft
dat ook al gezegd.