589 22 APRIL 1971 Voorts ben ik van mening dat wij de discussie moeten beperken tot die vestigingsmogelijkheden in Breda, waar geen bestemmingsplan nen aan te pas komen. Ik wijs erop dat bij de nieuwe bestemmingsplan nen de mogelijkheid voor dit soort bedrijven gecreëerd kan worden, waarover - dat is een goede zaak - overleg gevoerd moet worden met het midden- en grootwinkelbedrijf in Breda. Moeilijkheden zijn er op die plaatsen waar geen bestemmingsplan is. Men heeft wel eens gesteld dat de gemeente dan toch kan ingrij pen. Vooropgesteld dat de vraag of zij moet ingrijpen bevestigend be antwoord wordt stelt men dan dat de gemeente zou kunnen ingrijpen met als instrument de hinderwet of de bouwaanvragen. Ik geloof niet dat dat kan; ik geloof dat wij niet instrumenten die voor een ander doel bestemd zijn moeten gebruiken om dit doel te realiseren. Men heeft ook gewezen op artikel 352 en gevraagd waarom dat niet in de bouw verordening is opgenomen. Dit artikel staat in de modelbouwverorde ning. De Bredase raad heeft evenals andere raden dit artikel niet opge nomen op basis van een advies van de juridische afdeling van de ver eniging van Nederlandse Gemeenten. Er is één gemeente in Nederland waar men in afwijking hiervan dit artikel wel opgenomen heeft, dat is Rotterdam. Dat bedient zich in dergelijke gevallen van artikel 352. De heer JANSEN: En Beverwijk en Purmerend? Wethouder VAN DUN: Dat is iets anders; daar kom ik nog op te rug. Rotterdam hanteert dit artikel, wat kan leiden tot procedures die nog niet in hoogste instantie beslist zijn. Ik heb in de afdeling toege zegd dat wij voorlopig constateren dat wij geen artikel 352 hebben, maar dat de juridische afdeling, openbare werken en de stedebouwkundige dienst dit moeten bestuderen. Wanneer wij tot de conclusie komen dat het mogelijk is artikel 352 wel op te nemen, zullen wij u ongetwijfeld een daartoe strekkend voorstel doen toekomen. Over de strekking van het toegezegde preadvies zou ik nog willen zeggen dat ik blij ben dat de heer Jansen de consument, een belangrijke groep, wil laten meespreken; ik heb dit gemist bij vorige sprekers. Voor Let eerste gesprek over deze problematiek zijn waarschijnlijk de uitno digingen al verzonden. Daar worden voor uitgenodigd: de sociografische dienst, de interne stedebouwkundige afdeling, het middenstands-groot winkelbedrijf, een aantal andere combinaties van neringdoenden en tenslotte de consumenten. Wat deze laatsten betreft denk ik voorlopig onder meer in de richting van de vrouwenadviescommissie die een uitnodiging ontvangt. De heer JANSEN: Het antwoord is volkomen bevredigend; Ik zie met belangstelling het preadvies tegemoet. Ik wil nog één opmerking maken. Voor nieuwe gebieden zijn er bestemmingsplannen, maar in de gebieden met bestaande bestemmingsplannen kan een cash-and-carry- bedrijf zich wel vestigen. Deze gebieden zijn al verzadigd van winkelbe drijven. Door de goedkope vestigingsvoorwaarden van de cash-and-carry- bedrijven ontstaat dan een enigszins oneerlijke concurrentie. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: De wethouder noemt als consumentenvertegenwoordiger de V.A.C» Er zijn echter wel 5 vrouwenbewegingen, die er dan óók bij betrokken zouden kunnen worden. De heer VAN DER WERF'F: Wij zijn mèt het college van mening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 589