593 22 APRIL 1971 ken of het zich nu bij de regio Roosendaal of bij die van Breda zou aan sluiten. Beide gemeenten zijn vanouds voor vele zaken reeds georiënteerd op Breda. Op grond van de door hen aangevoerde bezwaren hebben zij steeds deelneming aan de vorming van een regio in groter verband met Breda als centrumgemeente afgewezen. Het maakt dan ook een wonder- lijke indruk dat Oosterhout thans van mening is dat de stap van de regio vorming moet worden overgeslagen en dat men op korte termijn moet overgaan tot de vorming van één gewest West-Brabant. Allen die eniger mate bekend zijn met de zeer moeilijke gang van zaken in West-Brabant bij het komen tot de vorming van enig intergemeentelijk orgaan kennen deze lijdensweg; een lijdensweg ondanks het feit dat men hieraan al jaren werkt. Nu de reeds bestaande vormen van samenwerking in de regio's zoeken naar een breder overleg, mogelijk door een federatieve opbouw, zou deze weg plotseling moeten worden ingeschakeld als het orgaan om redding te brengen aan Oosterhout en Etten-Leur in hun iso lement waarin zij zich zelf hebben gemanoeuvreerd. Ik ben van mening dat er heel belangrijke zaken op het spel staan voor heel West-Brabant, waarvan de bestudering van de mogelijkheid van aanleg van een supervliegveld zeer acuut is. Wij moeten rekening houden met de feiten van dit ogenblik. Er bestaan overlegorganen in de regio Bergen op Zoom en Roosendaal en ook voor de Zekluzagemeen- ten en wij staan nu op het punt de regiovorming van Breda te gaan insti tutionaliseren. Iedereen die iets afweet van de moeilijke totstandko ming van deze regio en de ook nu nog bestaande verschillen van in zicht kan zich slechts verheugen over het initiatief tot bundeling van deze regio'som door middel van een federatieve samenwerking te komen tot het behartigen van belangen die geheel West-Brabant aan- gaan. Wanneer Oosterhout en Etten-Leur - die door middel van agen da's en verslagen volledig op de hoogte gehouden zijn van alles wat zich tot nu toe in de regio Breda heeft afgespeeld - zich nu alsnog wil len aansluiten, zijn hun plaatsen opengehouden. Volgens mijn fractie is althans voorlopig een andere opbouw voor West-Brabant niet moge lijk. Met het voorliggende preadvies gaan wij graag volledig akkoord en uiteraard stemmen wij in met de zojuist ingediende motie die ook door ons is ondertekend. De VOORZITTER: Voor degenen die het eerste deel van deze discussie niet hebben kunnen bijwonen, doordat zij een vergadering elders in het gebouw hadden, zal ik proberen samen te vatten wat de heer Geene in het midden heeft gebracht. Ik hoop dat ik hem - in hoofdlijnen - goed citeer. De heer Geene heeft zijn waardering uitgesproken voor deze regeling en gezegd dat hij deze beschouwd als een tijd van verloving, waaruit nog geen huwelijk ontstaan is; hij hoopt daar overigens wel op. Zijn fractie vindt de openbaarheid van vergaderingen zeer belangrijk en de heer Geene heeft speciaal geïnformeerd naar de wijze van aankondiging van een openbare vergadering. Vervolgens heeft hij gesproken over de correspondentie die de laatste tijd gevoerd is door de gemeenten Etten-Leur en Oosterhout. Daarover heeft hij medegedeeld dat die hem en zijn fractiegenoten niet aangenaam heeft getroffen. Tenslotte heeft hij gezegd dat hij voorstander is van het streven van de drie regio's om in federatief op zicht en gebaseerd op de gemeente een samenwerking tot stand te brengen; dit is volgens hem geen einddoel, maar men moet blijven kijken naar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 593