596 22 APRIL 1971 l allerlei details van de regeling. In de afdeling heb ik gemeend duide- t lijk te kunnen maken dat wij het nut van de regio zoals die hier tot sen- stand komt sterk betwijfelen. Ik wil dat wat nader toelichten. De ontwikkeling van samenwerkingsverbanden is in West-Brabant e Sm moeizaam op gang gekomen. Terwijl in Midden- en Oost-Brabant reeds lang wordt gewerkt aan samenwerkingsplannen, al of niet met succes, begint het denken over het vormgeven aan dergelijke verbanden in de regio Breda éérst nu goed op gang te komen. Er was een W.E. B. die naar mijn weten weinig inspireerde tot samenwerking en overleg. Bre da is daarin zeker ook geen bron van inspiratie geweest, wen In november 1967 wordt door het gemeentebestuur gezegd dat Breda inzake de W.E. B, een afwachtende houding aanneemt. Men or- acht het gewenst dat concrete onderwerpen in behandeling worden genomen. Of er ook initiatieven in die richting zijn genomen is mij niet bekend. Op het ogenblik is, althans naar de visie van het gemeen tebestuur, de W.E, B. niet het aangewezen orgaan tot concreet overleg, ;e bijv. aangaande de tweede nationale luchthaven. ;r- Ook in het regio-overleg neemt Breda nogal eens een afwachtende n. houding aan. Volgens het rapport van de provinciale raad voor de volks gezondheid in Noord-Brabant inzake de regionalisatie van de gemeente lijke gezondheidszorg vormt de regio Breda een witte plek op de kaart van de regionale plannen betreffende de gezondheidszorg. Sinds enige tijd vindt er voorbereiding plaats voor regiovorming i tussen een aantal gemeenten. Onze fractie betreurt het dat dit overleg uitsluitend tussen de voorzitters der gemeenteraden heeft plaatsgevon den. In een tijd waarin meedenken van de burgers op prijs moet wor- den gesteld en waarin de bestuurlijke organisatievorm in het volle licht van de belangstelling staat achten wij het ongewenst en onnodig dat vooroverleg besloten plaatsvindt. Het overleg tussen de gemeenten heeft intussen geleid tot dit preadvies. De toelichting daarbij is erg sober. Wij menen dat het regio-overleg is ingesteld om te kunnen komen tot een betere coördinatie van het beleid en een betere samenwerking bij de uitvoering daarvan. Wij beschouwen deze poging tot samenwerking uitdrukkelijk als een onderdeel van een proces van schaalverandering dat de bestuurlijke organisatie in zijn totaliteit omvat. Dit zal ons inziens een voorlopige oplossing moeten zijn: een fase in de totstandkoming van één groot gewestelijk samenwerkings- n verband. In dit opzicht zijn wij het eens met de zienswijze van de provinciale planologische dienst die is neergelegd in het rapport "Sa- >u menwerkingsverbanden". Wij menen echter dat de problemen die West- Brabant op dit ogenblik of zeer binnenkort voorgeschoteld krijgt van imen, een zo grote importantie zijn dat er met kracht gestreefd moet worden het naar een gewestelijke bestuursvorm voor heel West-Brabant op korte ;k". termijn. Wat dat betreft delen wij de opvatting van Oosterhout en n Etten-Leur die van mening zijn dat de termijn wel erg kort is gewor den en dat men nu geen tussenliggende, fase moet invoeren. Wij zijn van mening dat welk overleg dan ook moet worden aangegrepen om van onderop tot dat grote samenwerkingsverband te komen. Daarom wijzen wij uw voorstel inzake regio-overleg niet af. Wel wijzen wij de door u in het preadvies voorgestelde basis voor een federatief regio-overleg af. Mèt de minister van binnenlandse zaken die zich in de memorie van toelichting op de ontwerp-wet op de gewestvorming voorstander toont van direct gekozen gewestraden zijn wij van mening dat de gewesten bestuurd dienen te worden door een onafhankelijk, rechtstreeks politiek gekozen bestuur. Wij hopen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 596