602
22 APRIL 1971
De heer Von Schmid ben ik dankbaar dat hij gezegd heeft dat
wij in de goede richting zijn en dat er niets verhinderd wordt. In de
considerans van de regeling zelf staat dat het nodig is dat men werkt
in de richting van West-Brabant als geheel; dat is ook neergelegd in
demrotie-Geene. Ik heb zojuist al gezegd dat het de bedoeling is dit
zelfde punt in één van de eerste vergaderingen van dat overleg, wanneer
dit geïnstitutionaliseerd zal zijn, aan de orde te stellen.
Er zijn nogal wat opmerkingen gemaakt over de werkwijze van
de W. E. B. in verband met de tweede nationale luchthaven. Ik wil er
geen enkele twijfel over laten bestaan dat het overleg tussen de regio's,
ook al zijn zij in oprichting a. s. maandag in Roozendaal doorgaat. In
de correspondentie met de gemeenten Etten-Leur en Oosterhout heb ik
aan deze beide gemeenten medegedeeld dat ik niet het minste bezwaar
zou hebben wanneer zij - maar dan wel in het kader van de regio - zul
len gaan meedoen aan het overleg; wat mij betreft ook al a.s. maan
dag. Ik ga Etten-Leur en Oosterhout niet uit de weg; zij zullen altijd
geïnformeerd blijven over deze zaak.
Natuurlijk kan de tweede nationale luchthaven een ongelofelijk
belangrijke zaak worden. Ik geloof dat het op het ogenblik verbazend
moeilijk is voor West-Brabant om een standpunt te bepalen. Gedepu
teerde staten van deze provincie schrijven zelf dat zij met het uitgangs
punt van Steenbergen verder willen studeren en dat de streek en de ge
meente bij het verdere overleg zullen worden betrokken. Op deze wijze
kunnen de regio's en gemeenten ook na de besprekingen in Roosendaal het
best ingeschakeld worden. In het overleg van a. s. maandag wil ik dan
ook direct voorstellen om de gemeenten in West-Brabant in het overleg
te betrekken, en ze op de man af te vragen of zij voor- of tegenstan
der zijn, met een motivatie.
De economische betekenis van deze luchthavens is nog niet vol
ledig te beoordelen, evenals de ruimtelijke consequenties voor het
streekplan West-Brabant. Persoonlijk vind ik dat die consequenties
nogal veelomvattend zijn. Ik heb in een leidraad die ik voor maandag
a.s. aan het overleg heb voorgelegd geschreven dat de hygiënische kwes
ties zo belangrijk zijn dat zij bij de verdere beoordeling een factor van
uitzonderlijk groot gewicht vormen. Wanneer men op deze wijze werkt
met de regio's, gebaseerd op raden en colleges van b, en w.geloof
ik dat men zo democratisch mogelijk handelt.
Ik heb u naar beste weten geantwoord.
De heer VAN OS: Ten aanzien van de W.E.B» moeten wij geen
misverstand krijgen. Ook wij zien de W. E. B. op dit ogenblik in zijn
huidige staat niet als een juist democratisch orgaan om de Westbrabant
se problemen op te lossen. Wij betreuren het alleen dat de W. E. B. in
het verleden niet een platvorm is geweest waarop een bredere geweste
lijke samenwerking tot stand had kunnen komen. Ik geloof dat niet al
leen Breda maar ook andere gemeenten in West-Brabant daar de boot
een beetje gemist hebben.
De voorzitter zegt dat het federatief regio-overleg nu het enige
is wat wij hebben en dat dat altijd nog veel democratischer is dan het
overleg in de W.E. B. Dat ben ik volledig met hem eens. Wel wil ik
er in dit verband op wijzen dat een federatief overleg tussen verschillen
de regio's beslist geen garantie is voor een goede democratische besluit
vorming. In feite is er dan sprake van een twee maal getrapt verkozen
orgaan dat absoluut geen weerspiegeling meer is van de bevolking van
West-Brabant. Daar komt nog bij dat zeer deskundige mensen in