604 22 APRIL 1971. De VOORZITTER: De heer Van Os zegt het te betreuren - ik wil dat wel met hem doen - dat de W. E. B. de boot heeft gemist. Misschien heeft het er wel eens ingezeten dat de W.E. B. het zou kunnen worden; 10 jaar geleden zeker niet en 5 jaar geleden ook niet en gisteren ook niet. Wij hadden er wellicht wel met elkaar iets meer van kunnen maken. Ik wijs opnieuw af dat de gemeente Breda in dezen als een soort schuldige wordt aangewezen. Dat vind ik niet juist. luist de gemeente Breda heeftin het W.E. B. -bestuur het uiterste gegeven om orde op za ken te stellen: wat betreft het vliegveld, de bestuursvorm, de vuilverwer king en het economisch onderzoek. Dat is heel duidelijk gebleken en n dat zal iedereen erkennen. - Geeft de federatievorm nu een goede garantie dat het nu allemaal wel goed zal gaan? Naar mijn gevoel is er nu in ieder geval een betere oor- garantie, die ik zojuist heb proberen uit te leggen en die in ieder geval 'ijf- de verantwoording en de. participatie van de gemeenten veel beter vast- r- legt. Nu zegt de heer Van Os dat er in kleine gemeenten veel deskundige mensen zitten die wij dan misschien niet zullen ontmoeten in de regio en in het federatief overleg. Ik begrijp dat niet helemaal: ik zou graag >n willen dat de verstandige mensen uit de kleine gemeenten in de raden van die gemeenten zouden zitten en ik wil ze bijzonder graag ontmoe ten, maar ik heb daar geen invloed op. Men kan dat in dit gezelschap niemand kwalijk nemen. leven ik. De heer VAN OS: Dat hangt er van af van welke partij zij zijn, n mijnheer de voorzitter. J fa De VOORZITTER: Ook dat is iets dat ik u niet kan vertellen; dit e voltrekt zich buiten mijn beoordelingsbevoegdheid. Wat de vliegveldkwestie betreft heeft de heer Van Os mij goed verstaan. Gedeputeerde staten kondigen aan bij hun besluit, dat op 29 april nog in de staten moet worden aanvaard, dat men overleg zal plegen met de streek, met de regio's, met de gemeenten; ik vind dat wij de plicht hebben vanuit West-Brabant om dat in praktijk te bren gen. De opvattingen die uit het overleg zouden moeten voortkomen, :r- worden voorgelegd aan de gemeenten in West-Brabant die daarmee te eft maken hebben en dat zijn wij allemaal. Ik hoop dat daar geen verschil y van mening over bestaat. De heer Van der Werff zou ik willen antwoorden dat wij ons zul- j len beijveren om het N.E.I. -rapport te fotocopiëren. Wij hebben vol doende exemplaren, maar waarschijnlijk geen 39 meer. Ik zeg u graag I toe dat dit N.E.I. -rapport aan alle leden van de raad zal worden toege zonden. Wat de W.E.B. betreft nog het volgende. Dat is misschien nog een verduidelijking van wat ik zojuist heb gezegd. Over het voortbe- or- staan van de W. E. B, op lange termijn kan ik niet veel zeggen. Het is in een stichting en ik kan hier niet verklaren dat die stichting er over twee of drie maanden niet meer zou zijn. Ik vind wel dat de W. E. B. het i- werk dat begonnen is moet afmaken. Ik wijs op de vuilverwijdering die j ook overgedragen zou kunnen worden aan de regio. Ik wijs opnieuw op het E. T. I. -rapport dat vrijwel klaar is en waaraan ik een extra vergade- gw. ring van de W.E. B. bereid ben te besteden. Dat is het afmaken van het werk. De heer Van der Werff vraagt naar de kosten. Ik heb de begroting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 604