611 22 APRIL 1971. Dit voorstel zal worden behandeld in een volgende raadsvergadering en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit. 39. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET GA RANDEREN VAN RENTE EN AFLOSSING VAN HYPOTHECAIRE LE NINGEN AAN TE GAAN TER GEDEELTELIJKE FINANCIERING VAN DOOR DE EIGENAARS TE BEWONEN NIEUWE WONINGEN. 40. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VAST STELLEN VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt achtereen volgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 41. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT BENOE MING VAN EEN DIRECTEUR VAN DE GEMEENTELIJKE KREDIET BANK. De heer VAN BANNING: In de informatiemap die aan iedere nieuwe inwoner wordt verstrekt staat als doelstelling van de gemeen telijke kredietbank: "particulieren op verantwoorde wijze voor bepaal de bestedingen in beperkte mate kredieten verstrekken". In het thans aan de orde zijnde voorstel inzake de benoeming van een directeur zegt u in de tweede alinea dat u van mening bent dat een zelfstandig voortbestaan van de bank de voorkeur verdient. Hieraan ontleen ik dan ook het recht op dit facet in te gaan. Ik breng u in herinnering dat in antwoord op een door mij ge stelde vraag - ik verwijs naar pagina 41 van het verslag van onderzoek van de begroting 1969 - het college gezegd heeft dat het nog geen definitief standpunt met betrekking tot het voortbestaan van de ge meentelijke kredietbank had bepaald. Op 29 november 1968 zegt de wethouder dat het probleem van al of niet voortbestaan in één der eerstvolgende collegevergaderingen aan de orde zal worden gesteld. In het verslag van het onderzoek begroting 1971 zegt u dat de krediet bank een eigen plaats en een eigen mentaliteit heeft in de verzame ling van instellingen die persoonlijke leningen verstrekt. En als moti vering van deze korte opmerking wordt gegeven: krediet aan personen die vaak door overige banken niet geholpen kunnen worden (variabele werkkring, leeftijd, onregelmatige inkomsten). Ik meen dat men mocht verwachten dat na jaren van bezinning een wat uitgebreidere motivering van het voortbestaan van de krediet bank in zijn huidige vorm zou zijn gegeven. Voorop wil ik stellen dat ik bij navraag op de kredietbank door veel informanten met veel waardering over de heer Van Eijl heb horen spreken. Ik wil derhalve graag met mijn opmerkingen meer de noodzaak van het voortbestaan van de kredietbank in de huidige structuur raken dan de persoon van de voorgedragene. Ik kan mij zeer wel voorstellen dat de betrokken functionaris er naar verlangt tot directeur te worden benoemd na vol gens het voorstel sinds 1 augustus 1961, maar in feite al sedert 20 de cember 1957, eerst als plaatsvervanger en later als waarnemer met de directie te zijn belast. De benoeming tot directeur houdt tevens in dat de kredietbank in haar huidige structuur, dus als zelfstandig bedrijf, gehandhaafd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 611