612
22 APRIL 1971
blijft. Is dit juist? Als ik de mij ter beschikking staande gegevens raad
pleeg constateer ik dat de jaren 1968, 1969 en 1970 slechts zeer beschei
den aantallen gehonoreerde kredietaanvragen te zien geven. En dan nog
zodanig dat 1969 en 1970 ten opzichte van 1968 een daling vertonen
van 32, resp. 17 °]o. De werking van de bank is op grond van de con
junctuurbeschikking zeer beperkt. Zelfs onderkennend dat voor een
beperkt aantal personen mogelijk een behoefte aan beperkte kredieten
kan bestaan, waarvoor een kredietverlenende instantie nodig is, is mijn
vraag of deze instantie de gemeentelijke kredietbank zou moeten zijn.
Als de gemeentelijke kredietbank nodig is, zou deze dan niet kunnen
worden ondergebracht bij een andere tak van dienst? Dan zou inzet
van personeel bij langdurige of kortstondige vervanging ook door anderen
kunnen geschieden en zou ook een goede, promotiemogelijkheid binnen
het ambtelijk apparaat gewaarborgd zijn.
Nu de beslissing over het voortbestaan van de kredietbank schijnt
te zijn gevallen, zou ik graag nog enkele opmerkingen willen maken.
U zegt dat met betrekking tot de taak van de kredietbank geen wijzi
ging is aangebracht. Ik heb de moeite genomen het. bij de kredietbank
in gebruik zijnde pand te bezoeken. Het is mij opgevallen dat de en
tree met de hoge treden voor mindervaliden en personen met bijv. kin
derwagens uitermate moeilijk is. Het geheel maakt een ongezellige
en slecht onderhouden indruk. Ik moet eerlijk zeggen dat ik voor de
huur van 700, -- per maand beslist wel iets anders had verwacht. Is
er overwogen om op wellicht financieel gunstiger voorwaarden een an
der pand te betrekken, dat meer is ingesteld op discrete en doelmatige
dienstverlening? Is bij de bestudering van het al of met voortbestaan
van de bank overwogen om van deze instelling een bank voor de regio
te maken, waarbij de serviceverlening zich tot grotere gebieden kan
uitstrekken en ook een mogelijk nadelig resultaat in de toekomst over
meer gemeenten kan worden gespreid?
Tot slot: heeft de studie nog geleid tot een oordeel over het cre-
eren van een spaar- en kredietbank? Door een spaarmogelijkheid toe
te voegen aan de bankfunctie bereikt men dat men bij het betreden
van de bank en het afhandelen van zaken aan de balie niet als geteken
de behoeft te worden beschouwd: men kan zowel kleine kredietnemer
als spaarder zijn. Eventuele besparingen kunnen als kortgeld - speci
aal in deze tijd - ook door de gemeente worden gebruikt. Personeel,
machines en dergelijke outillage kunnen nu meer optimaal worden ge
bruikt.
De heer VAN DER WERFF: Ik wil mij graag bij het zeer grondige,
betoog van de heer Van Banning aansluiten. Bij diverse begrotingsbe
handelingen heeft onze fractie zich afgevraagd of in dit tijdsgewricht
de gemeentelijke kredietbank nog bestaansrecht heeft, nu banken le
ningen geven en nu zelfs de P.T.T. dit gaat overwegen. Zoals de heer
Van Banning zegt: de beslissing "schijnt" te zijn gevallen. Zijn sarcas
me kan ik wel delen, want de raad is er niet helemaal kundig van ge
weest. Ik heb daar indertijd nog met de wethouders Van Boxel en Meis
over gedebatteerd; elke keer werd gezegd dat er nog geen definitief
standpunt was, maar nu schijnt het er da.n te zijn. Wij zijn het er niet
mee eens. Wij kunnen uit een oogpunt van behoorlijk personeelsbeleid
uiteraard alle begrip voor uw preadvies opbrengen. Wij zouden ons ech
ter ook kunnen voorstellen dat de gemeentelijke kredietbank werd op
geheven en dat het personeel in andere afdelingen werkzaam zou kun
nen zijn, en dan wellicht nuttiger.