616 lie nor fa- gen n- :t enk i so er ge- i e iet r r- ?.t il lie i lad ik nd durend et al jn len f j l 22 APRIL 1971 vind ik de ruimte niet zo adequaat. Afgezien daarvan, lijkt het mij goed aan een dergelijke bank een ruimer gebied van activiteiten te geven. Als er een spaarbank aan verbonden zou worden, zou dat doelmatiger zijn en aangenamer zijn voor de bezoekers aan dit pand. De wethouder heeft gesproken over de inbouw van de kredietver lening in de sociale dienst. In een gesprek met de waarnemend directeur van de kredietbank heb ik duidelijk begrepen dat hij, wanneer hij niet tegemoet kan komen aan de problematiek van de mensen en hij ziet mogelijkheden bij de sociale dienst, de mensen dan naar die sociale dienst verwijst. Ik heb daar de grootste waardering voor. Ik heb helaas niet meer te weten kunnen komen wat de bestem ming is van de kredieten die worden aangevraagd. Heel lang geleden, ik meen in 1958, is er al een commissie geweest die geadviseerd heeft om daar niet meer naar te vragen. Dat vind ik jammer, want als daar niet meer naar gevraagd wordt, wordt het voor de directeur van zo'n kredietbank veel moeilijker om op de juiste wijze te helpen. Ik ben er van overtuigd dat er veel mensen daar komen om geld op te nemen, die onder de werking van de bijstandswet zouden kunnen vallen. Een uitkering op grond van de bijstandswet is een recht, wanneer er termen voor aanwezig zijn; men moet dat nog voor een groot deel leren. Daar om juist lijkt mij de koppeling met de sociale dienst niet slecht. De wethouder heeft ook gesproken over de geringe bekendheid. Dat is inderdaad zo; in het rapport van 1966 werd er al over gesproken dat er zo weinig bekendheid was met het bestaan van kredietbanken en dat men daar eigenlijk iets aan zou moeten doen. Reden te meer om de kredietbank in groter verband te brengen: zowel er meer bekend heid aan geven als een meervoudige taak instellen voor deze bank. Ik blijf erbij dat ik hier een beslissing moet nemen van een ze kere reikwijdte over het voortbestaan van de kredietbank en dat ik het betreur dat ik daar niet wat eerder over gedocumenteerd ben. De heer VAN DER WERFF: Na alle wederzijdse provocaties wil ik graag met de wethouder instemmen dat al eeuwen lang de kredietver lening in onze gematigd kapitalistische maatschappij een normale zaak is. Tegenover de heer Van Banning zou ik willen zeggen dat wij er wel bezwaar tegen zouden hebben, wanneer het werkterrein van de gemeen telijke kredietbank uitgebreid zou worden, hetzij tot andere dienstver lening zoals sparen, hetzij ruimtelijk tot de regio. Ik trok daarnet een bedenkelijk gezicht, toen de wethouder zei: Daarover bestond in het college geen verschil van mening". Op welk punt was er in het college dan wel verschil van mening? Bijv. - ik suggereer maar - over het feit dat het geen bank met winst is maar een bank met verlies? Er zijn twee mogelijkheden: of een zelfstandige bank, of inte gratie binnen de sociale dienst. Ik ben het geheel met de heer Van Banning eens - ik wil het nog een keer zeggen - dat daarover en over het voortbestaan op zichzelf eerst duidelijk overleg met de raad had dienen plaats te vinden. In ieder geval zou ik graag willen zien dat in de afdeling financiën van de raad nog eens een overzicht werd ge geven van de leningsvoorwaarden en van de uitstaande posten, die dan aan het stijgen blijken te zijn. Op die manier analyseren wij de kredietbank op dit ogenblik in ieder geval als een zelfstandig opere rende zaak en niet als een dépendance van de afdeling sociale zaken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 616