618 22 APRIL 1971 mijn liggen over de uitbreiding met een spaarbank. Als wethouder van finan- Ik ciën zou ik dit wel aantrekkelijk vinden. Het zou ons de mogelijkheid til- bieden wat financieringsmiddelen te krijgen; ik geloof echter dat wij ver- dan in concurrentie komen met de spaarbanken die ten opzichte van de andere banken een niet zo gemakkelijke positie innemen. Daarom di- hebben wij dit maar laten liggen, het k De heer VAN BANNING: Ik heb uit verschillende van uw opmer- ider kingen begrepen dat er al jaren over dit probleem gedacht is. Ik vraag ik alleen maar: waar zijn al deze studies gebleven. Eén van de punten iort, is een spaarbank, maar er zouden misschien nog wel meer dingen mogelijk :oe- geweest zijn. en n. Wethouder BROEDERS: Ik probeer nu zo veel mogelijk te beantwoor den. De spaarbank is om die reden blijven liggen, zodat de bezwaren vat van de fractie van de heer Van der Werff bij dat punt niet aan de orde nis- hoeven te komen. Er is geen concurrentie met de gewone banken. Na- i: tuurlijk zijn er raakvlakken, maar die zijn van zeer kleine betekenis, n De heer Van Banning betreurt de visie van de door hem genoemde commissie op het vragen naar de bestemming van de kredieten. Op iet dit ogenblik wordt er nog altijd naar de bestemming gevraagd. Ik hecht ■O. hier zelf weinig waarde aan, omdat het niet gecontroleerd wordt. Dat en kan ook niet de bedoeling zijn; als iemand geld leent, moet hij naar mijn mening de vrijheid hebben om dat te besteden, mits hij voldoet aan de leningsvoorwaarden van afbetaling e. d. Dit moet alleen gevraagd ir worden voor de statistiek. Ik geloof niet dat die statistiek wat dat be treft zo betrouwbaar is, want ik denk dat de bestemmingen vaak heel anders zijn dan men opgeeft, jke Ik weet niet of ik de heer Van Banning goed verstaan heb, of een dat ik hem verkeerd begrepen heb. Ik dacht even te bespeuren dat de in. heer Van Banning de indruk had dat er bij deze bank nogal wat mensen ff kwamen die bij de sociale bijstand terecht zouden kunnen. Dat is niet e het geval. Dit aspect wordt in ieder afzonderlijk geval beoordeeld en n wanneer men mag aannemen - vaak wordt daar ook overleg over ge- t voerd - dat de mensen op een andere wijze goedkoper geholpen kunnen =eft worden, dan wordt er een verwijzing gegeven. De klanten zijn juist =n de mensen die daar net boven zitten en die door een dergelijk krediet =- uit de moeilijkheden geholpen kunnen worden. uder De heer Van der Werff vraagt wat het verschil van mening in het college was. Ik. geloof dat ik dat gezegd heb. Hij merkt daarbij op dat het een bank met verlies is. Dat is niet het geval. Er zijn op het net ogenblik nog altijd zowel risicoreserves als winstreserves aanwezig. De bank heeft nog steeds een sluitende exploitatie gehad; dat is één lat van de redenen waarom wij onze stelling hebben ingenomen. 2 r- De heer VAN DER WERFF: Dat is toch niet inclusief personeelsle- Dat den? i Wethouder BROEDERS: Wel inclusief personeel. Dit was niet het verschil van mening. Het verschil van mening wjj ging erom of men de bank zou moeten inbouwen in de sociale dienst, r of dat deze zelfstandig zou moeten blijven. Bij de inbouw in de sociale c dienst zouden de sociale elementen - en ik heb die aangestipt - van renteloze leningen en leningen met een langere looptijd met de daar- iren aan verbonden kosten geïntroduceerd worden. Hierdoor zou de bank

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 618