627 4 MEI 1971 De heer VON SCHMID: Namens de groep van drie raadsleden die nog aan deze kant zitten zou ik de volgende opmerkingen hier over willen maken. Ik geloof dat het weer zo is dat er, als zo vaak, weer twee dingen aan de orde zijn. Ik dacht dat de heer van der Werff daar inderdaad eigenlijk onvoldoende recht aan doet. Het gaat er namelijk helemaal niet om om iemand, of welke fractie dan ook, of welk lid van de raad dan ook, te verhinderen om d titre person nel naar Den Bosch te gaan, dat kan heel gewoon plaatsvinden, on geacht de vraag of ook nog de raad zelf iemand of meerdere mensen machtigt om het gevoelen van de raad in Den Bosch kenbaar te ma ken. Dat zijn twee aparte zaken en dat kan allebei gebeuren, of je kunt het een doen en het ander laten maar het is niet zo dat deze twee dingen elkaar uitsluiten. Daar is geen sprake van. Er wordt dus heel duidelijk door de voorstellers van deze verga dering, zal ik dan maar zeggen, gesteld, dat het goed zou zijn als het gevoelen van de raad daar op zeer goede wijze tot uiting zou komen en ik ben het dus eens met de vorige sprekers die al gezegd hebben, dat juist een bondige objectieve samenvatting hetzij door eén persoon, hetzij door twee, wat dan misschien de voorkeur verdient, maar in ieder geval een bondige objectieve samenvatting van wat dus de twee grote lijnen waren die in de raad getrokken zijn, dat dat alleen maar inderdaad een kwestie van efficiency is om het zo te brengen. En ik meen dat als iedereen maar d titre personnel gaat, dat je dan inder daad zou gaan krijgen dat daar eindeloze herhalingen van oude stand punten gaan komen en elkaar aanvallen op kleine misschien onbe langrijke punten. Ik geloof dat het inderdaad ook voor de, je zou bijna kunnen zeggen, de status van Breda als centrumgemeente en zeker ook uit égards tegenover de omliggende gemeenten die ook gemachtigden sturen, het alleen daarom ook al van wijsheid zou getuigen om namens onze raad ook gemachtigden of een gemachtigde aan te wijzen. Eerlijk gezegd vind ik dat het veel beter was geweest als het college zelf al met een dergelijk voorstel was gekomen. Ik geloof dat het heel veel moeilijkheden, heel veel verwarring, heel veel onnodige wrevel, had kunnen voorkomen. Er staat in de brief die we van de voorzitter van het college hebben gehad, heel duide lijk dat de mogelijkheid om gemachtigden aan te wijzen zeker aan wezig is. Hiervoor zou dan een raadsvergadering nodig zijn ten einde de ge machtigde (n) aan te wijzen en dan luidt de brief verder dat het de voorkeur verdient, dat de leden van de raad, die daaraan behoefte hebben, in de vergadering van gedeputeerde staten van hun gevoelen doen blijken, hetzij in persoon, hetzij door een door henzelf aan te wijzen gemachtigde. Ik geloof dat wij volkomen in de lijn van een normale handeling zitten, alleen is het wel op korte termijn. Het is een beetje ver velend dat een extra vergadering nodig is maar wij gaan er vanuit dat het toch aanbevelenswaardig zou zijn om een gemachtigde of emachtigden, namens de raad naar Den Bosch te sturen. Bovendien omt er nog bij dat door gedeputeerde staten, dat is algemeen be kend, heel weinig tijd is uitgetrokken voor al die personen die daar straks gaan verschijnen. Als je hoort wat er van de randgemeenten al naar toe gaan en dan nog van onze raad en als dat allemaal al in die betrekkelijk korte spanne tijds daar frloet gaan praten, dan vraag ik mij wel af wat daar nu eigenlijk de zin van is. Dat zou je je wel af kunnen vragen en dan zou het alleen maar naar mijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 627