629 4 MEI 1971 is zodanig dat het gewoon een onmogelijke zaak is iemand met dit soort mandaat op pad te sturen. Hij komt er niet uit. Het enige wat hij dan mag doen is de notulen voorlezen, omdat de onderstroom van de voor- en tegenstanders dermate, zoals al eerder gezegd is, belangrijke verschillen vertonen. De VOORZITTER: U hebt in de brief van 28 april gelezen dat er bij mij en dat is niet alleen bij mij, maar dat is in overleg en in overeenstemming gebeurd met het college van b. en w., een beschei den voorkeur bestaat voor de toepassing van artikel 162 in de zin van de machtiging of het optreden van raadsleden bij de vergadering van het college van gedeputeerde staten morgen. Wij waren van oordeel dat een machtiging door de raad van een of twee leden uit de raad of Uw voorzitter, gezien de uitvoerige behandeling op 25 maart, gezien ook de brief die het college namens de raad op 2 april aan het college van gedeputeerde staten heeft gezonden, gezien ook de aanvullingen die gegeven zijn in de vergadering van 22 april, niet meer noodzakelijk was. Dat betekent vanzelfsprekend niet, en de heren Roozeboom en von Schmid hebben dat tot uitdrukking gebracht, ik ben dat met hen eens, dat dit een volstrekt normale wijze van handelen is. Er is een verzoek aan de voorzitter van de raad ondertekend door 9 raadsleden en dat betekent dus dat er een extra raadsvergadering moet komen. U zult het me niet euvel duiden, ik ben het zelfs verplicht, om deze vergadering uit te schrijven. Wanneer ik dit dus nu zo overzie dan geloof ik dat ik U niet verder moet advi seren. Het standpunt van het college in de brief van 28 april is volstrekt duidelijk. U hebt nog geen gemachtigde aangewezen. Wanneer U dat straks zou doen en dat zou Uw voorzitter zijn dan zou ik toch erg graag met U overleggen met welke boodschap U mij naar Den Bosch wilt sturen. Voorshands ben ik van mening dat ik dan melding zal moeten maken van al hetgeen er gebeurd is, maar voorlezing van stukken is, dacht ik, een wat overbodige bezig heid, overigens zal daar waarschijnlijk, meneer von Schmid, de tijd ook wel tekort voor zijn. Wanneer U straks op de gedachte zou komen om het toch te doen, dan wil ik U graag nader vragen wat U mij daar wil laten zeggen. Ik meen dat ik U enige reactie van de kant van het college gegeven heb en ik wil U vragen om in tweede instantie te rea geren. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Wij zouden het erg op prijs stel len als de vergadering een ogenblik geschorst zou kunnen worden. De vergadering wordt 10 minuten geschorst. De heer CRUL: Het is een beetje raar te moeten ervaren dat de overige fracties moeite hebben met het afvaardigen van gemach tigden. Ik had de indruk dat het geen probleem zou geven. Toch geeft dat problemen als in de gemeentewet een mogelijkheid open gelaten wordt, en dat wordt naar ik aanneem niet voor niets gedaan, dan ben je gewoon als bestuur van de stad verplicht om die gelegen heid aan te grijpen om bij gedeputeerde staten te verschijnen als gemachtigde van de raad of iemand te doen verschijnen als ge machtigde van de raad. Bij die mening blijf ik en onze voorkeur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 629