632
4 MEI 1971
machtigde wordt aangewezen. Wij vonden dat in eerste instantie
een nogal zware taak die wij U overigens ten volle toevertrouwen.
Ik dacht dat die taak aanmerkelijk lichter zou worden als we 2 ge
machtigden aanwijzen. Maar zo U die taak alleen op U zou willen
nemen dan willen we dat graag steunen.
De heer FROGER: Wij willen uitdrukkelijk zeggen dat wij het
volste vertrouwen hebben in de wijze waarop U de boodschap zult
overbrengen.
De heer KROON: Het doet me genoegen dat mijn voorstel wat
ik in eerste instantie gelanceerd heb weerklank vindt in de raad.
En ik moet U zeggen dat ik me gaarne wil aansluiten bij diegenen
die gezegd hebben dat Uw taak als enige representant van de raad
niet makkelijk zal zijn, want als U de notulen nog even doorleest
en ik neem aan dat U dat ongetwijfeld zult doen dan komt dat
wel zeer genuanceerd naar voren. Maar wij hebben toch wel het
volste vertrouwen dat U die nuances die daar in hoofdzaak naar
voren zijn gekomen, ook wel zult stellen namens de raad. Ik heb
vernomen dat de andere betrokken gemeenteraden -- daar ligt het
natuurlijk makkelijker -- laten we dat even stellen, een gemach
tigde zenden en ik dacht dat het ook inderdaad wel juist is dat ook
wij daar als centrumgemeente onze gemachtigde, in casu de voor
zitter, daartoe zouden afvaardigen. Ik heb daar geen moeite mee
en ik vind dat de beste oplossing.
De VOORZITTER: In de eerste plaats hebben de heren von Schmid
en van der Werff gewezen op de brief van het college van gedepu
teerde staten van 21 april, ik ben van oordeel dat de eerste alinea
van die brief aansluit bij het eerste deel van artikel 162 van de
gemeentewet, dat is dat de gemachtigde door de raad zou moeten
worden aangewezen om daar óp te treden. Het tweede deel van de
brief die sluit aan op het tweede deel van artikel 162, waarbij dus
de raad ook uit eigener beweging kan spreken op de openbare hoor
zitting van het college van gedeputeerde staten. Het is natuurlijk
vanzelfsprekend meneer van der Werff, dat hoeft U mij niet te vragen,
U hebt gezegd van "mogen" en "kunnen" wij daar het woord voeren,
het tweede stuk van artikel 162 geeft U daar volop de gelegenheid
toe.
Dan ben ik eigenlijk toe aan het einde van deze vergadering.
Ik bemerk in de raad en ik ben daar deels wel verheugd over,
dat U zo'n groot vertrouwen in Uw voorzitter stelt, dat hij morgen
het woord namens de gemeenteraad kan voeren. Ik heb begrepen,
en ik zeg dat met enige voorzichtigheid, dat dat het algemeen
gevoelen van de raad is. Wanneer dat dus het geval is dan zal ik
mij vanzelfsprekend gaarne in Uw opdracht van die taak kwijten.
Ik moet U er wel op wijzen dat ik mij, geloof ik, ook in de toe
spraak morgen de nodige beperkingen zal moeten aanleggen. Het
is misschien met zo'n zware taak. Er zijn nogal wat stukken inge
leverd, maar ik zeg U graag toe dat ik mij zo mogelijk vanavond
nog en anders morgen daar Bijzonder goed op zal prepareren. En
ik hoop dat ik het naar Uw wensen zal kunnen vertolken.