638
27 MEI 1971
G.A. ROOZEBOOM, MEJUFFROUW M.L.A. PAULUSSEN, de heren MR.
G.W.A. BARIJ, C.A. VAN DUIJL, J.P.A. VAN DUN, H. BIEMANS,
L. A. M. VAN BANNING, DRS. J.H. SEVERENS, J.A. VAN GRAAFEILAND,
G.H.J. GIELEN en MR. L.M. VAN OVERVELDT, MEVROUW O. M.C.
STOCKMANN-VAN DER KALLEN, de heren P.J. VAN CAULIL, A.H.W.M.
DE RAAFF, A.W. VAN LOON, J.G.W. GEENE, P.L.E. AMERICA, J. L. G.
BROOIMANS en J.H.H. MANS, MEVROUW J.A.W. VAN ROOU-VAN
DEN HEUVEL en de heren H„ BROEDERS, F. R. M. FROGER en A„ B» KRA
MER.
Afwezig met kennisgeving: de heer J. H. M. QUADEKKER.
Voorzitter: de heer IR. W.J.L.J. MERKX
Secretaris de heer DR. J.P.A. VAN DEN DAM
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit,
waarvan de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van orde
voor de vergaderingen van de raad.
De VOORZITTER: Ik deel u mede dat alleen de heer Quadekker van
avond verhinderd is de vergadering bij te wonen. Wenst de heer Crul het
woord?
De heer CRUL: Mijnheer de voorzitter. Ik wil het hebben over
de orde.
Het college zal het met mij eens zijn dat de kwestie Bouvigne,
die vanavond aan de orde komt, een zeer ingewikkelde affaire is. Het
college heeft daarvoor zelf het bewijs geleverd door zelfs de laatste
dagen voor de behandeling nog nieuwe of gewijzigde informatie aan
ons te verstrekken.
Wij menen dat de ingewikkeldheid van deze materie een behan
deling in alle rust noodzakelijk maakt. Elf leden van deze raad, na
melijk de dames Paulussen en Willems en de heren Spanjer, Mensen,
America, Gielen, Van Overveldt, Van Banning, Brooimans, Severens
en ik zijn van mening dat deze agenda niet de gelegenheid biedt op
een rustige manier diep op dit probleem in te gaan. De agendering
laat naar onze mening niet toe dat tal van zaken - bijv. de relatie van
de wethouder van openbare werken met het debacle van Bouvigne - rondom
deze zaak aan de orde komen.
Verder zijn wij gedurende de laatste dagen zelf in het bezit geko
men van belangrijke informatie over deze zaak. Die informatie moet
door ons nog bestudeerd en onderzocht worden. Wij willen daarbij de
vereiste zorgvuldigheid zeker in acht nemen.
Een punt van orde is ook dat de brief, waarvan geadviseerd wordt
hem voor kennisgeving aan te nemen en geschreven is door de heren
Bos en Teuben naar onze mening met een preadvies aan de raad dient
te worden toegezonden.
Daarnaast vinden wij het noodzakelijk dat de brief van 18 maart,
van de heer Jacobs aan het college, welke brief de heer America gewei
gerd is, ons ter kennis wordt gebracht.
Op grond van deze argumentatie zou ik het ordevoorstel willen
doen de punten 4, 5 en 6 uit deze agenda te lichten, om ze in een
afzonderlijke vergadering aan het eind van de volgende of in het be
gin van de daarop volgende week aan de orde te stellen, met een aan
gepaste agenda. Een formeel verzoek voor die vergadering kan ik u nu