650
27 MEI 1971
uitspreken. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik tot heel wat bereid ben,
maar ik vraag mij toch af of het mijn taak is de weggelopen raadsleden
tot terugkeren te bewegen. Ik heb zelfs wat bezwaren tegen die gang
van zaken.
De heer VAN LOON: Als ik u goed begrijp hebt u er geen behoefte
aan een bemiddelingspoging te doen. Toch zou ik u willen voorstellen de
vergadering voor vijf minuten te schorsen, zodat wellicht andere leden
van deze raad een poging tot bemiddeling zouden kunnen wagen.
De heer VAN DER WERFF: Ik heb geen enkele behoefte aan een
schorsing van de vergadering.
De heer KROON: Ik heb al gezegd dat wij door moeten gaan. De
leden die zich aan hun verantwoordelijkheid willen onttrekken, moeten
dat zelf weten. Als de K.V.P. -fractie echter een schorsing op prijs
stelt, zal ik mij daartegen niet verzetten.
De VOORZITTER: Ik zal het verzoek inwilligen. De vergadering
is voor een kwartier geschorst.
SCHORSING
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is
agendapunt 4.
De heer VAN CAULIL: Voordat u de vergadering schorste heb ik
al als mijn mening te kennen gegeven dat wij dit stuk tijdig genoeg
hebben ontvangen om het terdege te bestuderen. In de commissies
van financiën en van openbare werken is er volop gelegenheid geweest
om erover van gedachten te wisselen.
Aanvankelijk is ons ten aanzien van de verhuur van Wolfslaar
voorgehouden dat er subsidie zou worden verstrekt vanwege C. R. M.
In een later stadium bleek dat dat subsidie niet verleend zou worden.
De vraag waar het nu om gaat luidt: heeft de heer Van Dun de infor
matie verschaft aan het college dat dit subsidie door C. R. M. verleend
zou worden? Dit lijkt mij een concrete vraag. Wij kunnen er op alle
mogelijke manieren omheen zeilen, maar wanneer er allerlei mogelij
ke beschuldigingen worden geuit, ben ik degene die die vraag zonder
omwegen durft te stellen. Op die vraag is in bijzijn van diverse mensen
tijdens dg commissievergadering antwoord gegeven. De heer Van Dun
heeft persoonlijk verklaard: ik heb deze informatie niet verstrekt. Hoe
kwam die mededeling dan toch in het stuk te staan, zo luidt de volgen
de vraag. Het lijkt mij dat dit de verantwoordelijkheid van het college
raakt. Ik zou nu graag een duidelijker antwoord op deze vraag ontvan
gen dan wij tijdens die gememoreerde vergadering hebben gehad. Wan
neer het college in alle openheid zou verklaren dat het deze zaak voor
zijn rekening neemt, dan klinkt dat al heel wat minder belastend ten
opzichte van de heer Van Dun.
De tweede belangrijke vraag luidt: was het de heer Van Dun op
het moment dat wij het besluit namen Wolfslaar te verhuren aan de
Stichting Bouvigne bekend dat er géén subsidie zou worden verstrekt?
Op die vraag heeft de heer Van Dun geantwoord dat het hem op die
datum niet bekend was dat er geen subsidie zou worden verstrekt. Wij
kunnen er nog wel allerlei andere dingen bij gaan halen, zoals ten