651 27 MEI 1971 aanzien van het meubilair, de hoogte van de huur enz.maar ik ge loof dat déze twee vragen de kernpunten zijn waar alles om draait. De heer VAN DER WERFF: De landouwen rondom de oude Bredase weg liggen de laatste tijd wat in nevelen verscholen. Zo ligt ook Bou- vigne in de mist. Het is een beetje betreureaswaardig dat al onze kas telen zich aan het zicht onttrekken. Om met Wolfslaar te beginnen: ik heb er begrip voor dat een college bij het opmaken en het afsluiten van een huurcontract zich niet steeds door bankrelaties laat voorlichten en informaties laat inwinnen naar de solvabiliteit. De heer FROGER: Die bank is er overigens ook ingestonken. De heer VAN DER WERFF: Anderhalf jaar geleden - het blijkt uit uw memo van november 1968 - was reeds enigermate bekend dat de betrokken Stichtingen in financiële moeilijkheden verkeerden. Als nu een huurcontract niet getekend wordt, noch van de ene noch van de andere zijde, vraagt mijn fractie zich wel af welke voortgangscon trole er intern, binnen het apparaat van ons gemeentelijk bestuur, plaatsvindt. In november 1968 is de Stichting Bouvigne dringend ge vraagd een vertaling te geven in een exploitatiebegroting. Het stich tingsbestuur heeft daarop niet gereageerd en het college heeft niet ge rappelleerd. Wij vragen ons af hoe de verantwoordelijke wethouder dat met zijn dienst kan laten lopen. Hoe kan het college dan een huurcon tract aan de gemeenteraad adviseren en hoe kan zo'n contract ongete kend blijven, als dat tenminste waar is? Dit is een aangelegenheid die de gemeenteraad zeker en intens regardeert. Er is meer. Naast Wolfslaar, buiten de veste, ligt het goed dat oorspronkelijk in bezit was van de Oranjes, later in particuliere handen raakte en ten slotte eigendom werd van de gemeente Ginneken. Zo kwam Breda er na de laatste grenswijziging ook aan. Inmiddels is het verhuurd, tijdens de bezetting werd het bezet, naar ik meen, toen kwam het V. H. K. erin, maar steeds was er het huurcontract met de Stichting Pius X. Vragen te over óver heden en toekomst in dit verband. Kan de gemeente Breda het oorspronkelijke huurcontract wegens nalatigheid van de zijde van het stichtingsbestuur opzeggen, en wat zijn dan eventu eel de financiële gevolgen voor het gemeentebestuur? Waarom wordt door de gemeente Breda niet eenvoudigweg het faillissement van de betrokken stichting aangevraagd, hetzij alleen, hetzij in overleg met andere cre diteuren? Is het niet wat bevreemdend te moeten horen - maar wij ho ren natuurlijk erg veel; dat zeg ik er eerlijkheidshalve bij - dat leden van het stichtingsbestuur doende zouden zijn de opstal te verkopen? Kunnen zij het huurcontract overdragen tegen financiële renumeratie? Mijns inziens zullen wij daartoe als eigenaar/verhuurder toch toestemming moeten geven. Ook deze vraag vereist een beantwoording in verband met de consequenties die eraan verbonden zijn. Kort gesteld: is het dagelijks bestuur van de gemeente Breda voldoende attent op de duidelijkheid in de verhoudingen, op de financiële gevolgen in de toekomst? Mijn frac tie is de mening toegedaan dat speciale advocaten en accountants hier aan nog jaren werk zullen hebben. Zij zullen wellicht de enigen zijn die eraan zullen verdienen. Wij allen gaan uit van de rechtsstaat. Mijn politieke partij be schouwt dat standpunt als essentieel voor de vrijheid van de burger, nl. dat er vaste spelregels zijn en dat iedereen een beroep op de rech ter vrijstaat. Ik heb dat aspect hier wel eens meer verdedigd, en ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 651