652
27 MEI 1971
niet alleen.
Voor zover ons bekend is er geen klacht bij het O. M, gedeponeerd.
Het is ons niet bekend, zij het op grond van een klacht dan wel van een
uitspraak, dat het stichtingsbestuur of de directeur van Bouvigne zich
schuldig zou hebben gemaakt aan onoirbare, financiële of boekhoud
kundige handelingen. Aangezien zo'n uitspraak ons niet bekend is, kun
nen wij niet veel anders stellen dan dat de directeur van Bouvigne en
het stichtingsbestuur wellicht fouten zullen hebben gemaakt. Als je in
deze maatschappij iets meer betekent dan de doorsnee-man, dan ge
beurt dat. Het is veruit het veiligst je angstvallig binnen de gebaande
en veel belopen paadjes te houden in onze geordende samenleving,
maar dan moet men in het koor der critici ook niet meer spreken over
visionaire aanpak van welk werk ook, want d&t betekent in een aantal
gevallen nu eenmaal gewaagd pionierswerk. Dergelijk werk is in de
Westbrabantse samenleving een nieuw perspectief gegeven. De V.V.D,
is echter niet geporteerd voor oncontroleerbare uitgaven en evenmin
voor begrotingsoverschrijdingen of geheimzinnigheid. In onze fractie
leeft de gedachte dat de subsidiërende instanties zaken doen met stich
tingsbesturen. Dat zijn en blijven de verantwoordelijke personen. Zij
zijn geen ornament, maar de vertrouwensmannen van de overheid, al
thans dat horen zij te zijn. Zij zijn de aanvragers van het subsidie en
de beheerders van de door de overheid ter beschikking gestelde gelden
voor collectieve voorzieningen. Als die mensen ons teleurgesteld heb
ben, is dat bijzonder betreurenswaardig. Dan dient het college bij die
instanties op nadere duidelijkheid aan te dringen en eventueel die dui
delijkheid zelfstandig te bevorderen.
De heer VON SCHMID: Naar onze mening kan de behandeling
van dit memorandum, dat vol zit met allerlei financiële en technische
gegevens, niet los worden gezien van de kwestie die zich momenteel rondom
Bouvigne afspeelt. Persoonlijk meen ik dat de volgorde eigenlijk is omge
keerd; dat geldt ook voor de volgende punten die nog aan de orde zullen
komen. Dat is nog geaccentueerd door het rapport van de K.V.P. -frac
tie. Er is nu eenmaal een rapport dat, naar ik heb begrepen, weldra in
de openbaarheid zal komen. Voor de mensen buiten die fractie kan dat
rapport, objectief bezien, geen waarde hebben. Feiten zijn immers al
tijd op verschillende manieren te interpreteren. Voor de raadsleden die
geen deel uitmaken van de K. V. P. -fractie kan het rapport dan ook al
leen maar een soort richtlijn zijn voor hun denken. In dat opzicht vind
ik het rapport zeker niet onverdienstelijk. Ik betwist de K. V. P. ook
niet het recht dit onderzoek in te stellen, maar daarmee is wel een ele
ment aan de zaak toegevoegd dat ons niet onverschillig kan laten. Daar
uit zou mijns inziens moeten voortvloeien dat er een onderzoekscommis
sie wordt ingesteld namens de raad. Die commissie kan best tot dezelfde
conclusies komen, maar dan weten wij tenminste dat er volgens objec
tieve maatstaven is gewerkt. Ik zou het college willen aanbevelen daar
toe zelf het initiatief te nemen. Bij een eerdere gelegenheid is vanavond
de vraag gesteld of het college een preadvies zou kunnen uitbrengen over
de ingekomen brief onder 3i. Mijns inziens is dat mogelijk. Wanneer
het college in dezen het initiatief zou nemen, zou het wellicht het on
behagen kunnen wegnemen dat nu nog rondom deze zaak heerst. Pas
nadat die onderzoekscommissie met haar werk klaar is, zou ik die stuk
ken opnieuw willen bezien. In dat opzicht heeft de K. V. P. wel de juis
te volgorde aangehouden: eerst het rapport en dan de behandeling in de
raad. Dat geldt voor die extra vergadering even goed; als het onderzoek